3.3 c Signaalwoorden conclusie

lesopbouw
  • Wat weet je al?
  • Doel
  • Uitleg met vragen tussendoor
  • Afsluiting
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

lesopbouw
  • Wat weet je al?
  • Doel
  • Uitleg met vragen tussendoor
  • Afsluiting

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je al?
Je  weet dat een betoog een tekst is 
met de mening van de schrijver.
Je weet dat hij zijn mening onderbouwt met argumenten
en dat hij daar signaalwoorden (reden) voor gebruikt.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het doel van een
schrijver bij een
betoog?

Slide 3 - Carte mentale

Welk signaalwoord geeft geen reden aan?
want
toch
omdat
immers
vanwege

Slide 4 - Sondage

Doel
Aan het eind van de les:
  • ken ik het tekstverband "conclusie" en de signaalwoorden daarbij.
  • kan ik tekstverbanden en signaalwoorden vinden in een tekst.
  • weet ik wat een hoofdgedachte is en kan ik deze uit de tekst halen.

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden: conclusie
Er zijn signaalwoorden die een conclusie aangeven. 
Een conclusie is een eindoordeel. 
De schrijver herhaalt zijn mening en geeft een samenvatting aan het eind van de tekst.

Signaalwoorden -  conclusie (tekstverband):
dus 
kortom
dan ook



Slide 6 - Diapositive

signaalwoord: conslusie
Je hebt nodig: boek Talent, deel A - blz. 191 tekst 2.

Waar staat de conclusie in deze tekst?
Aan welke signaalwoord herken je de conslusie?
Hoe heeft de schrijver zijn conclusie opgebouwd in deze alinea?
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Waar staat de conclusie in deze tekst?
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
nergens

Slide 8 - Quiz

Aan welk signaalwoord herken je de conclusie in deze tekst?

Slide 9 - Question ouverte

Hoe heeft de schrijver zijn conclusie opgebouwd?
A
alle argumenten herhalen
B
mening + samenvatting geven
C
samenvatting geven
D
mening geven

Slide 10 - Quiz

Signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, daarnaast, verder
tijdsvolgorde
eerste, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, zoals, zo, ter illustratie, 
reden
want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
conclusie
dus, kortom, dan ook
Signaalwoorden geven een verband aan in een tekst.
Op deze manier is er een verbinding tussen woorden, zinnen of alinea's.

Slide 11 - Diapositive