concept toets de Sovjet-Unie

Welk begrip past niet bij de Sovjet-Unie?
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Communisme
D
Planeconomie
1 / 31
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welk begrip past niet bij de Sovjet-Unie?
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Communisme
D
Planeconomie

Slide 1 - Quiz

De bedenker van communisme was?
A
Lenin
B
Marx
C
Stalin
D
Kautsky

Slide 2 - Quiz


Lenin zat in ballingschap in Zwitserland. Wie hielp hem om naar Rusland te komen en waarom?
A
De Russische Tsaar. Hij hoopte dat Lenin de rust kon laten terugkeren.
B
De Russische Tsaar. Hij hoopte dat Lenin onrust zou zaaien in Rusland.
C
Frankrijk. Zij hoopten dat Lenin zich zou terugtrekken uit de Eerste Wereldoorlog
D
Duitsland. Zij hoopten dat Lenin vrede zou sluiten met Duitsland.

Slide 3 - Quiz

Sleepvraag. Je ziet drie leiders van Rusland/de Sovjet-Unie.  In welke volgorde regeerden zij? 
1
2
3

Slide 4 - Question de remorquage


Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?

A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.

Slide 5 - Quiz

Wat was de 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen bedoelt
C
Stalin zijn autobiografie
D
De gevangenissen en werkkampen in Siberië

Slide 6 - Quiz

Wat past niet bij het communisme?
A
Ongelijkheid
B
Arbeiders aan de macht
C
Tegen kapitalisme
D
Einde aan de klassenmaatschappij

Slide 7 - Quiz

Hoe wilden communisten hun doel bereiken?
A
Door verkiezingen
B
Door revolutie
C
Door af te wachten
D
Door te praten

Slide 8 - Quiz

Hoe heetten de aanhangers van Lenin in Rusland?

Slide 9 - Question ouverte

Welke veranderingen stelt Lenin voor met zijn aprilstellingen? Noem er drie.

Slide 10 - Question ouverte

Welke drie groepen mensen zaten in de 'Sovjets'?

Slide 11 - Question ouverte

Sleepvraag: hoe verloopt het ontstaan van de Sovjet-Unie? 
1.
2.
3.
4.
5.
Vrede van Brest-Litovsk
Oktober-revolutie
Tsaar Nicolaas II aan de macht
Februari-revolutie
Stalin aan de macht: maakt totalitaire staat Sovjet-Unie

Slide 12 - Question de remorquage

Wat past bij het bestuur van de Sovjet-Unie? Twee antwoorden zijn goed.
Alle kritiek op het bestuur is verboden
De boeren hebben alle macht
De Sovjet-Unie wordt een democratie
Een geheime politie controleert de burgers
Het bestuur is in handen van de adel

Slide 13 - Question de remorquage

Bedenk!
Waarom nemen de Geallieerden het de Sovjet-Unie kwalijk, dat ze vrede sluiten met Duitsland in WOI?

Slide 14 - Question ouverte

Leg uit waarom de Sovjet-Unie onder Stalin een totalitaire samenleving was. Gebruik in je uitleg de begrippen showprocessen, strafkamp en terreur.

Slide 15 - Question ouverte



De foto is gemaakt als propaganda voor het economisch beleid in de jaren dertig in de Sovjet Unie. Geef de naam van dit economisch beleid:

Slide 16 - Question ouverte

Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een totalitaire staat. Dit is een ... verandering.
A
Culturele
B
Sociale
C
Economische
D
Politieke

Slide 17 - Quiz

Geef met behulp van de bron aan wat voor soort samenleving de Sovjet-Unie in de jaren dertig was.
A
democratische samenleving
B
totalitaire samenleving
C
agrarische samenleving
D
socialistische samenleving

Slide 18 - Quiz

Welke gebeurtenis hoort bij de Februarirevolutie?
A
Er ontstond een economische crisis
B
De Bolsjewieken kregen alle macht in handen
C
De tsaar moest afstand doen van de troon
D
De Sovjet Unie werd een eenpartijstaat

Slide 19 - Quiz

Hiernaast zie je een poster uit de Sovjet-Unie (1932).

Welke kenmerken van stalinisme zijn te herkennen in de bron?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur

Slide 20 - Quiz

In 1921 heeft Lenin door dat het economisch niet goed gaat in de Sovjet-Unie. Hoe lost hij dat op?
A
Met meer onderdrukking
B
Met voedselhulp uit het buitenland.
C
Met de NEP
D
Met leningen bij buitenlandse banken.

Slide 21 - Quiz

Toen Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam, wilde hij van zijn land een moderne industriële staat maken.
Welke maatregelen nam Stalin om van de Sovjet-Unie een moderne industriële staat te maken?
A
collectivisatie van de landbouw en invoering van een vijfjarenplan
B
invoering van een vijfjarenplan en opbouw van een verzorgingsstaat
C
opbouw van een verzorgingsstaat en werkverschaffingsprojecten
D
werkverschaffingsprojecten en collectivisatie van de landbouw

Slide 22 - Quiz

Tijdens de burgeroorlog werd bedacht hoe de nieuwe communistische staat eruit moest zien. Welke economische maatregelen nam Lenin?
A
Boeren moesten verplicht het leger in
B
Lenin wordt hierdoor alleenheerser in de SU
C
Alles werd eigendom van de staat
D
De Witten werden vervolgd door de Roden

Slide 23 - Quiz

Welke begrippen horen bij de bron?

A
censuur en totalitair
B
censuur en zuivering
C
collectivisatie en totalitair
D
collectivisatie en zuivering

Slide 24 - Quiz

Welk woord hoort niet bij het beleid van Stalin?
A
Kolchozen
B
Collectivisatie
C
Vijfjarenplan
D
Privatisering

Slide 25 - Quiz


Wat hoort niet in het rijtje thuis?
A
Kapitalisme
B
Planeconomie
C
Collectivisatie
D
Communisme

Slide 26 - Quiz

Van welk begrip wordt in de bron een omschrijving gegeven?
A
collaboratie
B
collectivisatie
C
nationalisme
D
totalitair

Slide 27 - Quiz

Wat hoort NIET bij de planeconomie van Stalin?
A
vijfjarenplan
B
NEP
C
collectivisatie van de landbouw
D
industrialisatie

Slide 28 - Quiz


Welk woord hoort niet bij deze  afbeelding?
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Persoonsverheerlijking
D
Collectivisatie

Slide 29 - Quiz

NEP is een voorbeeld van...
A
Privatisering (eigen bezit)
B
Collectivisatie (eigendom van staat)

Slide 30 - Quiz

Bij welke twee kenmerkende aspecten past deze bron? Licht ze beide toe. Je krijgt steeds een punt voor een KA mét uitleg.

Slide 31 - Question ouverte