4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid.
  • Je kent het verschil tussen de formele- en informele sector
  • Je kan uitleggen hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van rijkdom van een gebied
  • Je kunt gegegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.

Slide 2 - Diapositive

Wanneer je kijkt naar de rijkdom van een land op basis van wat er verdiend wordt, kijk je naar:
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 3 - Quiz

Hans voelt zich goed, hij is gezond, kan naar school en heeft elke dag voldoende te eten: dit gaat over:
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 4 - Quiz

Wat is het BNP/hoofd?
Noteer de afkorting en wat het betekend.

Slide 5 - Question ouverte

Je kunt de wereld indelen in drie groepen. Sleep de landen naar de juiste groepen. Bij elke groep komen twee landen te staan.
Koplopers
Volgers
Achterblijvers
Landen:
Brazilië, Rusland, India, China
Veel Afrikaanse landen
Japan, VS, Spanje

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Vidéo

Informele sector
  • In veel arme landen werken mensen in de informele sector:
  • Hun werk is niet geregistreerd: niet officieel
  • Hun inkomsten wisselen van dag tot dag
  • Bij ziekte krijgen ze geen uitkering (geld van de overheid)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Formele sector
  • Hiermee bedoelen we alle geregistreerde banen.
  • Mensen hebben een vast inkomen
  • Ze betalen belasting en krijgen elke maand hetzelfde loon.

Slide 10 - Diapositive

Noem minimaal 2 banen in de informele sector.

Slide 11 - Question ouverte

Noem twee banen in de formele sector.

Slide 12 - Question ouverte

Noem een kenmerk van werken in de informele sector.

Slide 13 - Question ouverte

Noem een kenmerk van werken in de formele sector.

Slide 14 - Question ouverte

4.3 Ongelijkheid (Deel 2)

Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kent het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid.
  • Je kent het verschil tussen de formele- en informele sector
  • Je kan uitleggen hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het bepalen van rijkdom van een gebied
  • Je kunt gegegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.

Slide 16 - Diapositive

Sociale ongelijkheid


Grote verschillen in arm en rijk tussen groepen mensen.

Slide 17 - Diapositive

Regionale ongelijkheid
  1. Verschillen tussen mensen in wijken met hoog inkomen en wijken met mensen met laag inkomen
  2. verschillen in inkomen tussen mensen in steden en platteland

Slide 18 - Diapositive

Welk gevolg heeft het verschil in inkomen in een land?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo

Waarom komen deze verschillen niet voor in Nederland?

Slide 21 - Question ouverte

Regionale ongelijkheid
Informele sector
Sociale ongelijkheid
Formele sector
Officiële deel van de economie. Hier wordt belasting over betaald.
Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen
Niet officiële economie. Ook wel scharreleconomie genoemd.
Grote verschillen in ontwikkelingsgraad binnen een land.

Slide 22 - Question de remorquage


Wat is regionale ongelijkheid?
A
Iedereen verdient evenveel
B
Verschil in welvaart tussen mensen.
C
Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied
D
Ik weet het antwoord niet

Slide 23 - Quiz

Is er in Nederland veel of weinig regionale ongelijkheid?
A
Veel
B
Weinig

Slide 24 - Quiz

Beroepsbevolking van landen kun je verdelen  in drie groepen:
- Diensten
- Industrie
- Landbouw

Regel: hoe armer het land, hoe groter het aandeel van de primaire sector in de beroepsbevolking.
Bij de volgers werken veel mensen in de industrie

Bij de achterblijvers werken veel mensen in de landbouw

Bij de koplopers werken veel mensen in de diensten
De beroepsbevolking zijn alle mensen die tegen een betaling werken. 
De werklozen horen ook bij deze groep.

Slide 25 - Diapositive