English grammar recap G1VPY period 1 for 2223

Grammar
Wororder
 present simple, past simple, present perfect

Doel:  Je kunt goede Engelse zinnen maken (woordvolgorde)
Je weet wanneer je de present simple, past simple en de present perfect moet gebruiken.


1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Grammar
Wororder
 present simple, past simple, present perfect

Doel:  Je kunt goede Engelse zinnen maken (woordvolgorde)
Je weet wanneer je de present simple, past simple en de present perfect moet gebruiken.


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

De woordvolgorde in een schema:

Slide 3 - Diapositive

PTT
Plaats voor tijd

(First) Place Then TIme

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

We-a present- gave-to our friend-at her birthday

Slide 8 - Question ouverte

Darnell-eaten-has-just now-the hotdog.

Slide 9 - Question ouverte

at work-designed-for safety-these rules-were

Slide 10 - Question ouverte

Zet het bijwoord op de juiste plek:
This is the best helmet. (definitely)

Slide 11 - Question ouverte

Zet het bijwoord op de juiste plek:
We took the bus. (regularly)

Slide 12 - Question ouverte

Zet het bijwoord op de juiste plek:
Could you check her pulse? (possibly)

Slide 13 - Question ouverte

Zet het bijwoord op de juiste plek:
You shouldn't interrupt me. (always)

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Which tense is used?

My internship is a lot of fun.
stopwatch
00:00
A
Past continuous
B
Present continous
C
Past simple
D
Present simple

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Present simple 
Signaalwoorden:

always
often
ever
sometimes
every day
never
usually
every week

Slide 18 - Diapositive

PRESENT CONTINOUS
Present contiNUous: gebeurt NU 
Always use this form:
1. am, is / are 
2. infinitive
3. -ing 

Example: They are working now


Slide 19 - Diapositive

Present Continuous signaalwoorden
Now 
Right now
As we speak
Currently
At the moment
Listen!
Look!

Slide 20 - Diapositive

Past simple/ present perfect
De verleden tijd (past simple) en de voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) worden zowel in het Engels als Nederlands gebruikt. Maar er zijn verschillen.
 
Ik heb haar gisteren gezien. (voltooid tegenwoordige tijd)
I saw her yesterday. (past simple) Nooit: I have seen her yesterday. (present perfect)

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

I _____ (to know) Karim and Ahmed since I _____ (to be) a child.

Slide 29 - Question ouverte

Between 2014 and 2016 the company _____(to upgrade) all its computers and software.

Slide 30 - Question ouverte

We _____ (to live) in London for some time. We really like it here.

Slide 31 - Question ouverte

Oh no! I _____ (to lose) my new smartphone!

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Diapositive