Werkwoord en persoonsvorm les 1

Wat zijn werkwoorden?
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat zijn werkwoorden?

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.

Werkwoorden kun je vervoegen.

Slide 2 - Diapositive

Vervoegen
ik zwem
jij zwemt
wij zwemmen

Slide 3 - Diapositive

ren
rent
rennen
hoor
hoort
hij/zij....
wij.....
ik....

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is het werkwoord?
Het schaap loopt in de wei.
A
schaap
B
loopt
C
in
D
wei

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord hoort erbij?

De klok ...
A
tikje
B
tikken
C
tikt
D
tik

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Komen jullie naar huis?
A
jullie
B
huis
C
naar
D
komen

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoord?
Timmert hij een vogelhuisje?
A
Timmert
B
hij
C
een
D
vogelhuisje

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm
Doel:
Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm aanwijzen in een zin

Slide 9 - Diapositive

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.


Cato bakt een brood.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.



Slide 10 - Diapositive

Hoe vind ik de persoonsvorm?
Maak een vraag van de zin, je mag alleen de woorden van de zin gebruiken.

Het woord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm.

Kees bakt een brood. Bakt Kees een brood?

Slide 11 - Diapositive

Fatima klimt in een boom.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?

'De jongen loopt naar de bus.'
A
De jongen
B
naar
C
loopt
D
de bus

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Nicole kamt zijn haren.
A
Nicole
B
kamt
C
zijn
D
haren

Slide 14 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De bloemen hebben groene bladeren.
A
De bloemen
B
hebben
C
groene
D
bladeren

Slide 15 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De meisjes zijn buiten aan het spelen.
A
De meisjes
B
zijn
C
buiten
D
aan het spelen.

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Gisteren speelden de jongens op het gras.

Slide 17 - Question ouverte

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm (PV)?

Slide 19 - Question ouverte

Zelfstandige verwerking
Maak het werkblad

Slide 20 - Diapositive

Zoek in de volgende zinnen de persoonsvorm

Slide 21 - Diapositive

De school is dicht.

Slide 22 - Question ouverte

Daarom werken we thuis.

Slide 23 - Question ouverte

Bram doet stroop op zijn pannenkoek.

Slide 24 - Question ouverte

Tim geeft de rode bloemen water.

Slide 25 - Question ouverte

Lizzie geeft een beker melk aan haar kat.

Slide 26 - Question ouverte

We spelen het liefst Monopoly.

Slide 27 - Question ouverte

Wie pakt het cadeau uit?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe laat is het?

Slide 29 - Question ouverte

De boer heeft de appels geplukt.

Slide 30 - Question ouverte