Persoonsvorm TA6 herhaling les 19-blok 1
1 / 18
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De jongen loopt naar de bus.
De jongen loopt naar de bus.
A
De jongen
B
naar
C
loopt
D
de bus
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Steijn kamt zijn haren.
Steijn kamt zijn haren.
A
Steijn
B
kamt
C
zijn
D
haren
Slide 9 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De bloemen hebben groene bladeren.
De bloemen hebben groene bladeren.
A
De bloemen
B
hebben
C
groene
D
bladeren
Slide 10 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De meisjes zijn buiten aan het spelen.
De meisjes zijn buiten aan het spelen.
A
De meisjes
B
zijn
C
buiten
D
aan het spelen.
Slide 11 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Gisteren speelden de jongens op het gras.
Gisteren speelden de jongens op het gras.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm?
Fabian schreef alles in zijn schrift.
Fabian schreef alles in zijn schrift.
Slide 13 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm?
De school is dicht.
De school is dicht.
Slide 14 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm?
Fleur vierde haar verjaardag.
Fleur vierde haar verjaardag.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is de persoonsvorm?
Vajèn doet stroop op haar pannenkoek.
Vajèn doet stroop op haar pannenkoek.
