basisstof 2

Verbanding 
Basisstof 2
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Verbanding 
Basisstof 2

Slide 1 - Diapositive

Na deze les weet je ....
 het verband uitleggen tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.

 het verschil in verbranding bij koudbloedige en warmbloedige dieren beschrijven.
 
Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat.


Slide 2 - Diapositive

 verband  verbranding in cellen en lichamelijke activiteit.

• De afbraak van glucose in cellen noem je verbranding.
– Glucose is de meest gebruikte brandstof in cellen.
– Bij verbranding komt energie vrij, bijv. beweging en warmte.
• In alle cellen van organismen vindt verbranding plaats.
– Verbranding vindt voortdurend plaats, dag en nacht.
• Je energiebehoefte is o.a. afhankelijk van je lichamelijke inspanning.
– Hoe groter de lichamelijke inspanning, hoe meer verbranding er plaatsvindt.
– Er is dan meer brandstof en zuurstof nodig. Ook ontstaan er meer afvalstoffen.
– Organen zoals de longen en het hart werken dan harder

Slide 3 - Diapositive

alle organisme hebben energie nodig 

Slide 4 - Diapositive

wat is verbranding?

Slide 5 - Question ouverte

waar vind verbranding plaats?

Slide 6 - Question ouverte

Je weet dat bij verbranding zuurstof wordt verbruikt en koolstofdioxide ontstaat
• Voor de verbranding van een brandstof is zuurstof nodig.
• Verbranding in een cel:

glucose + zuurstof →water + koolstofdioxide + energie

Slide 7 - Diapositive

Zonder zuurstof gaat de kaars uit

Slide 8 - Diapositive

wat is het goede schema waar de stoffen bij verbranding worden verbruikt en welke stoffen bij verbranding ontstaan.
A
water + zuurstof -> glucose + koolstofdioxide + energie
B
zuurstof + glucose -> water - koolstofdioxide + energie
C
glucose + zuurstof -> water + koolstofdioxide - energie
D
glucose + zuurstof -> water + koolstofdioxide + energie

Slide 9 - Quiz

In welke bak(ken) wordt koolstofdioxide verbruikt? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Question ouverte

 het verschil in verbranding bij koudbloedige en warmbloedige dieren.
• Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur afhankelijk van de temperatuur van de omgeving.
– Bij lage temperaturen verloopt de verbranding in cellen langzaam. Er komt dan maar weinig energie vrij. Hierdoor zijn koudbloedige dieren bij lage temperaturen weinig actief.
• Winterslaap: verlaagde lichaamstemperatuur en vertraagde stofwisseling.
• Bij warmbloedige dieren is de lichaamstemperatuur constant.
– De activiteit van warmbloedige dieren is minder afhankelijk van de temperatuur van hun omgeving.
• Om de lichaamstemperatuur constant te houden, is veel energie (en dus verbranding) nodig en wordt warmteverlies voorkomen.
– Warmbloedige dieren hebben vaak vormen van isolatie.
– Veel warmbloedige dieren trekken in de herfst weg naar warmere streken. Er zijn ook warmbloedige dieren die een winterslaap houden.

Slide 11 - Diapositive

wat is warmbloedig?

Slide 12 - Question ouverte

wat is isolatie?

Slide 13 - Question ouverte