Lichaam

Lichaam
Tijdens de komende lessen gaan we het hebben over je lichaam. We gaan het hebben over hoe je de buiten en de binnen kant van je lichaam verzorgt, wat je hier voor nodig hebt en wat je hier voor kan gebruiken.
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Lichaam
Tijdens de komende lessen gaan we het hebben over je lichaam. We gaan het hebben over hoe je de buiten en de binnen kant van je lichaam verzorgt, wat je hier voor nodig hebt en wat je hier voor kan gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Binnenste buiten
Je lichaam omvat alles. Denk hier bij aan alles wat je aan je lichaam kunt zien als je in de spiegel kijkt, maar ook aan alles wat je niet kunt zien als je in de spiegel kijkt. Ook aan de binnenkant van  je lichaam zitten heel veel belangrijke onderdelen.

Slide 2 - Diapositive

Deze les
We gaan het deze les hebben over de buitenkant van je lichaam. Denk hierbij aan je huid, je ledematen, hoe je deze kan gebruiken en hoe je deze kan inzetten.

Je leert wat de begrippen ledematen en organen betekenen. 

Slide 3 - Diapositive

Lichaam; zichtbaar

Slide 4 - Carte mentale

Zichtbaar
De meeste kennen hun lichaam goed, of leren deze steeds beter kennen. Je lichaam ontwikkelt zich op dit punt in je leven behoorlijk, het groeit en veranderd. Alles wat zichtbaar is aan je lichaam kun je zien en ben je waarschijnlijk ook bekend mee. We hebben al een aantal onderdelen besproken tijdens de lessen die te maken met het verzorgen van je zichtbare lichaam.

Slide 5 - Diapositive

De huid
De huid is het grootste orgaan van het lichaam. Het is het orgaan wat ons beschermt tegen de elementen van buiten af en wat alles van binnen veilig houdt. De huid kan zweten als het lichaam te warm wordt en krijgt kippenvel als het lichaam te koud wordt.

De huid moet je goed verzorgen, denk hierbij aan het douchen, insmeren tegen de zon en producten gebruiken die de huid voeden. Het is belangrijk om goed voor je huid te zorgen, dus bescherm het tegen de elementen van buiten af.
Je huid bestaat uit 3 lagen, de opperhuid is de bovenste laag. Dit is ook de laag die beschadigd raakt als je bijvoorbeeld valt, of die verbrand als je te lang zonder zonnebrand in de zon zit.

Slide 6 - Diapositive

Je huid bestaat uit 3 lagen
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Je huid is het grootste orgaan van je lichaam.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Hoe heet de bovenste laag van je huid?
A
Opperhuid
B
Membraan
C
Lederhuid
D
Onderhuid

Slide 9 - Quiz

Je krijgt kippenvel als je het warm hebt.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Zweten
Zweten is de beste manier die je lichaam kent om warmte kwijt te raken. Door te zweten voert je lichaam vocht af, wat helpt om je lichaam af te koelen. Hoe meer je, je inspant, hoe erger je zal gaan zweten.
Zweten doe je uit alle poriën in je lichaam, de meest bekende plek is je oksels. Maar je kan overal zweten op je lijf, denk aan je hoofd, je voeten, je benen, je rug.
Zweet ruikt niet zo fris, dit komt omdat het zout en afvalstoffen bevat die uit je lichaam komen. De korte oplossing tegen de geur is deodorant gebruiken. De beste oplossing tegen zweten is onder de douche gaan.

Slide 11 - Diapositive

Je gaat zweten om warmte kwijt te raken.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Zweten doe je alleen bij je oksels.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Deodorant is de beste oplossing tegen zweten.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Zweet is zout.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Zweten is gezond.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat voert zweet af?
A
zweet en water
B
water en afvalstoffen
C
zout en zweet
D
zout en afvalstoffen

Slide 17 - Quiz

Ledematen
Als we het hebben over je ledematen hebben we het over de bewegende onderdelen van je lichaam. Denk dus aan je armen, je handen, je vingers, maar ook je benen, voeten en tenen. Je ledematen zijn de onderdelen van je lichaam die je gebruikt om te bewegen, te zitten, te liggen, maar ook te eten, handen te schudden en te zwaaien.
Je voeten en knieën dragen je hele lichaam. Het is daarom ook belangrijk om goede schoenen te dragen, zodat die je voeten en knieën ondersteunen bij het dragen van je lichaam.

Slide 18 - Diapositive

Wat zijn ledematen?

Slide 19 - Question ouverte

Benen en voeten
Je benen zitten vast bij de heup aan je romp. Vanuit de heup krijg je, je bovenbeen, je knie, je onderbeen, je enkel en je voet. Je heup, je knie en je enkel zijn draai gewrichten, die zijn ook gewrichten die makkelijk uit de kom kunnen gaan. Door dat het draai gewrichten zijn hoor je vaak ook van mensen dat het versleten is, ze moeten dan bijvoorbeeld een heup of een knie vervangen.
Je heup zit vast in je bekken, je bekken zit bij het gedeelte van je lijf waar je gaat zitten. Dit bekken is een heel belangrijk onderdeel van je lichaam, het maakt namelijk dat je goed op je stoel kan zitten.

Slide 20 - Diapositive

Je heup, knie en enkel zijn draaigewrichten.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Je voet kan uit de kom.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Waar zit je heup aan vast?
A
je bekken
B
je knie
C
je romp
D
je billen

Slide 23 - Quiz

Je knie is naast een draaigewicht ook een buiggewricht.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Probeer eens uit
Kijk eens wat jij met je benen, voeten kan wat je klasgenoot niet kan?
Kan je bijvoorbeeld gek lopen met je voeten? Kan je misschien je been anders neer zetten? 

Slide 25 - Diapositive

Armen en handen
Je armen zitten bij je schouders vast aan je romp, daarna volgt je bovenarm, je ellenboog, je onderarm, je pols en je handen. Je schouders, je ellenboog en je bols zijn draaigewrichten. Je ellenboog, is net zoals je knie ook een buiggewricht. Doordat het draaigewrichten zijn, zijn dit ook onderdelen van je lichaam die uit de kom kunnen gaan. 
Je arm omhoog doen word gestuurd door je schouders, iets optillen vraagt hulp van je hele arm. Je arm buigen doe je vaak bij je ellenboog.
Je pols is een zwak onderdeel van je arm, als je valt heb je vaak de neiging om je handen uit te steken, in de meeste gevallen breek je dan je pols.

Slide 26 - Diapositive

Welk onderdeel van je arm zit vast aan je romp?
A
schouder
B
ellenboog
C
pols

Slide 27 - Quiz

Wat breek je vaak als je valt?
A
pols
B
ellenboog
C
schouder

Slide 28 - Quiz

Je ellenboog is geen buiggewricht.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Je schouder kan niet uit de kom.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Probeer eens uit
Kijk eens wat jij met je armen en je handen kan doen wat een ander niet kan?

Kan je, je handen vast houden achter je rug? Kan je, je vingers op een gekke manier houden?

Slide 31 - Diapositive

Haargroei
Op je hele lichaam krijg je te maken met haargroei, je komt het tegen op je armen, je benen, je oksels, je gezicht, je hoofd, je schaamstreek en sommige mensen ook op hun buik en/of rug.
Haren gaan sneller groeien als je in de pubertijd komt, vaak begint het dan echt met groeien op alle andere plekken naast je hoofd. 
Je kan er voor kiezen om deze haren te scheren. Je ziet dat vaak dat vooral meiden er voor kiezen om hun oksels en benen te scheren. Ook bij je schaamstreek kan je, je haren scheren. Je moet hier wel extra voorzichtig zijn.

Slide 32 - Diapositive

Haar kan sneller terug komen als je het scheert.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Haar gaat sneller groeien in de pubertijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Je arm haar mag je niet scheren.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz

Wie mag er allemaal haar weg halen van zijn lijf?
A
jongens
B
meisjes
C
allebei
D
niemand

Slide 36 - Quiz

Controleer nu eens je poppetje
Zit alles er op en er aan?

Staat alles op de juiste plek?

Slide 37 - Diapositive