1.3 Heb je geld nodig om te ruilen?

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

1.3 Heb je geld nodig om te ruilen?

Doelen:

Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.

Je kunt de functies van geld noemen.

Je kunt het ontstaan van geld beschrijven.

Je kunt de randvoorwaarden van het geldsysteem beschrijven.

Je kunt rekenen met procentuele stijging/daling en indexcijfers.

Opdracht.

• Lezen bladzijde 18  t/m 20.
• Na het lezen van deze bladzijde krijg je aan aantal vragen over deze theorie. 

Wat is een voorbeeld van directe ruil?

1. Fruit ruilen tegen groente
2. Kleding verkopen op de markt
3. een auto kopen
4. Kleding verkopen op marktplaats

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?

1. Rekenmiddel
2. Betaalmiddel
3. Ruilmiddel
4. Spaarmiddel

Giraal geld zijn.

1. munten
2. bankbiljetten
3. geld op je betaalrekening
4. chartaal geld

Met fiduciair geld wordt bedoeld...

1. dat het geen vals geld is
2. het vertrouwen dat iedereen de waarde accepteert
3. het vertrouwen dat iedereen betaalt
4. dat je hoopt dat het betalen goed gaat

Wat bedoelt men met de intrinsieke waarde van geld?

1. het bedrag dat op het muntje of biljet staat
2. de waarde van het materiaal waarvan het geld gemaakt is
3. de koopkracht
4. de inflatie

Maken opdracht 31, 32, 33, 35 t/m 39

Je kunt het verschil tussen directe en indirecte ruil uitleggen.

opdracht 31
 Je kunt de functies van geld noemen.

Opdracht 32,33

Je kunt het ontstaan van geld beschrijven.

Je kunt de randvoorwaarden van het geldsysteem beschrijven.

Opdracht 35,36

De waarde van geld kennen

Opdracht 37,38,39

Nakijken bespreken opdracht 39

De rest zelf nakijken!

Doelen

Je kunt uitleggen wat inflatie betekent en een procentuele stijging of daling berekenen

Je kunt rekenen met indexcijfers.

Om deze doelen te bereiken

• Kun je de filmpjes bekijken die in de lessonup les staan. Deze les heb ik met jullie gedeeld.
• Kun je de tekst in het boek lezen.
  
• Moet je de volgende opdrachten maken. opdr 40 t/m 46

Informatie bij kijken van het filmpje

• Het filmpje kijken tot 3 minuut 50 

informatie bij kijken filmpje

• kijken van 3 minuut 45 tot en met 5 minuut 15.
• Kijken van 6 minuut 43 tot en met 7 minuut 35 

Maken opdrachten

• Opdracht 40 t/m 46

Bespreken opdrachten 40,43,46