3mavo-22-11-23

1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui nous allons 
Startopdracht: 
MO apprendre 6 en 7

Nakijken opdrachten 16 t/m 26

Slide 2 - Diapositive



Startopdracht 

Slide 3 - Diapositive

Décrire quelqu'un 

Slide 4 - Diapositive

Vocabulaire: 

Slide 5 - Diapositive

Il porte un pantalon
A
zij draagt een broek
B
Hij draagt een broek
C
Hij draagt een shirt
D
Zij draagt een rok

Slide 6 - Quiz

Elle porte une robe
A
zij draagt een jurk
B
zij draagt een rok
C
Hij draagt een vest
D
Hij draagt een broek

Slide 7 - Quiz

Daniel est rigolo
A
Daniel is aardig
B
Daniel is lang
C
Daniel is grappig
D
Daniel is klein

Slide 8 - Quiz

Jim porte des lunnettes
A
Jim draagt een broek
B
Jim heeft een bril
C
Jim draagt een trui
D
Jim draagt een bril

Slide 9 - Quiz

Angelo porte une casquette jaune
A
Angelo heeft een pet
B
Angelo draagt een pet
C
Angelo draagt een geel t-shirt
D
Angelo draagt een gele pet

Slide 10 - Quiz

Wanda porte un t-shirt vert.
A
Wanda draagt een groen shirt
B
Wanda heeft een shirt.
C
Wanda draagt een blauw shirt
D
Wanda draagt een rood shirt

Slide 11 - Quiz

Martijn a les cheveux courts.
A
Martijn heeft een zwarte broek
B
Martijn heeft mooie schoenen
C
Martijn heeft kort haar
D
Martijn heeft donker haar

Slide 12 - Quiz

Sanne a les cheveux longs et noirs.
A
Sanne heeft bruin haar
B
Sanne heeft lang haar
C
Sanne heeft kort haar
D
Sanne heeft lang en zwart haar

Slide 13 - Quiz

Anna porte une jupe rouge
A
Anna draagt een rode broek
B
Anna draagt een rode jurk
C
Anna draagt een rode rok
D
Anna draagt een groene pet

Slide 14 - Quiz

Femke est sportieve
A
Femke sport veel
B
Femke is sportief
C
Femke houdt van sporten

Slide 15 - Quiz

Elle porte un t-shirt

Slide 16 - Question ouverte

Hij draagt een broek

Slide 17 - Question ouverte

Daniel draagt een pet

Slide 18 - Question ouverte

Wanda draagt een groene jurk

Slide 19 - Question ouverte

Martijn draagt zwarte schoenen

Slide 20 - Question ouverte

Jim draagt een witte broek

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive


Je mange une glace.
A
Je le mange.
B
Je la mange.
C
Je l'mange.
D
Je les mange.

Slide 34 - Quiz


Je connais les filles.
A
Je le connais.
B
Je la connais.
C
Je l'connais.
D
Je les connais.

Slide 35 - Quiz


J'ai rencontré le footballeur.
A
Je le ai rencontré.
B
Je la ai rencontré.
C
Je l'ai rencontré.
D
Je les ai rencontré.

Slide 36 - Quiz


Je veux trouver mon agenda (m).
A
Je le veux trouver.
B
Je veux le trouver.
C
Le je veux trouver.
D
Je veux trouver le.

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

C
U
L
T
U
R
E
C
U
L
T
U
R
E

Slide 39 - Diapositive

Les repas en France





La culture française 2
Jeudi le 8 octobre

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Les repas pendant la journée en France
7H00 / 8H00
12H00/14H00
16H00/17H00
19H00/21H00
le dîner
le goûter
le déjeuner
le petit-déjeuner

Slide 42 - Question de remorquage

Slide 43 - Diapositive

Regardez-bien ce que mangent et boivent les français

Slide 44 - Diapositive

Wat verbaast je aan de "eet tradities" van de Fransen ?

Slide 45 - Question ouverte

Slide 46 - Vidéo

Slide 47 - Diapositive

Vocabulaire 'Goûter'
  • (À table!)
  • Bon appétit!
  • Je voudrais.... /  Je prends....
  • Je mange.../ Je bois...
  • C'est bon / délicieux /
  • C'est (très) mauvais / c'est trop chaud
  • (Tchin Tchin / Santé!)

Slide 48 - Diapositive

Wat ga je van deze verdieping onthouden?

Slide 49 - Question ouverte

Les devoirs 

Slide 50 - Diapositive

Hoeveel stokbroden worden er jaarlijks in Frankrijk verkocht?
A
580.000
B
20 miljoen
C
5 miljoen
D
6 miljard

Slide 51 - Quiz

Hoe heet de supersnelle trein die tussen Nederland en Frankrijk rijdt?
A
De Concorde
B
De Eurostar
C
De Thalys
D
De sprinter

Slide 52 - Quiz

Welke van deze striphelden zijn Frans?
A
Suske & Wiske
B
Astérix & Obélix
C
Donald Duck & Mickey
D
Ironman & de Hulk

Slide 53 - Quiz

In welk werelddeel wonen de meeste Franssprekende mensen?
A
In Noord-Amerika
B
In Europa
C
In Azië
D
In Afrika

Slide 54 - Quiz