H1 Europa

Europa
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Europa

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Door arbeidsmigratie zal het aanbod van arbeid in het land waar men gaat werken

A
toenemen
B
afnemen
C
gelijk blijven

Slide 3 - Quiz

Noem een voordeel van arbeidsmigratie voor de Nederlandse economie

Slide 4 - Question ouverte

Vergelijk jouw antwoord met onderstaande voorbeelden

Slide 5 - Diapositive

Leg uit wat de nadelige gevolgen kunnen zijn voor de economische groei in het land van herkomst van de arbeidsmigrant.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Waar produceren?

Open of gesloten?

Nederland heeft een open economie
Dat wil zeggen dat Nederland naar verhouding veel handelt met het buitenland.
Heeft een land een gesloten economie dan handelt het land weinig met het buitenland.

Slide 8 - Diapositive

Nederland exporteert met name:
A
bloemen
B
koffie
C
olie
D
tropisch fruit

Slide 9 - Quiz

Nederland importeert:

Slide 10 - Carte mentale

Noem twee Nederlandse bedrijven die ook vestigingen in het buitenland hebben

Slide 11 - Question ouverte

Noem twee redenen waarom NL niet zelf sportschoenen en sinaasappels produceert

Slide 12 - Question ouverte

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 13 - Quiz

Maak nu 1.5 in je schrift

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Waarom is er internationale handel?
Belangrijke oorzaken waarom landen zich specialiseren zijn:

  • de natuurlijke omstandigheden (klimaat, grondstoffen)
  • de loonkosten per product en de kwaliteit van de producten
  • de infrastructuur
  • stabiliteit

Slide 16 - Diapositive

Natuurlijke omstandigheden:
Noem twee producten die Nederland vanwege de natuurlijke omstandigheden goedkoper kan importeren dan zelf maken.

Slide 17 - Question ouverte

Loonkosten per product:
Als de arbeidsproductiviteit in verhouding sneller stijgt dan de lonen, zullen de loonkosten per product

A
Stijgen
B
Dalen
C
Gelijk blijven

Slide 18 - Quiz

Maak nu 1.7 in je schrift

Slide 19 - Diapositive

Maak nu 1.8 in je schrift

Slide 20 - Diapositive

In land X zijn de jaarlijkse loonkosten per arbeider
€ 24.000 en de loonkosten per product € 60.
De arbeidsproductiviteit per jaar is:
A
€ 400
B
400 stuks
C
€ 1.440.000
D
1.440.000 stuks

Slide 21 - Quiz

In land X stijgen in een jaar de loonkosten per arbeider met 4% en de productie per werknemer met 9%. De loonkosten per product zullen:
A
4,8% stijgen
B
4,8% dalen
C
4,6% stijgen
D
4,6% dalen

Slide 22 - Quiz

In Westerse bedrijven vindt vooral
.....(1)...... productie plaats en in lagelonenlanden ....(2)..... productie.
A
1 arbeidsintensieve 2 geen
B
1 geen 2 kapitaalintensieve
C
1 arbeidsintensieve 2 kapitaalintensieve
D
1 kapitaalintensieve 2 arbeidsintensieve

Slide 23 - Quiz

Redeneren: weet je nog?

Slide 24 - Diapositive

De concurrentiepositie van een land wordt niet bepaald door de

A
kwaliteit van de productie
B
loonkosten per product
C
infrastructuur
D
omvang van de import

Slide 25 - Quiz

De internationale concurrentiepositie van bedrijven in een land verbetert als

A
de inflatie daalt
B
de wisselkoers stijgt
C
innovaties ontmoedigd worden
D
de loonkosten stijgen

Slide 26 - Quiz

Een betere concurrentiepositie kan ontstaan door

A
een hogere wisselkoers
B
lagere inflatie
C
zowel A als B
D
niet A en niet B

Slide 27 - Quiz

Maak nu 1.12 t/m 1.15
Alles af? Laat aan mij zien, kijk na en lees alvast  de paragraaf 'Vrijhandel en Protectionisme'. Daarna verder met 1.16 t/m 1.8 (we checken zo 

Slide 28 - Diapositive

Vrijhandel & protectie
Protectie is het beschermen van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie.
Bij vrijhandel zijn er geen handelsbelemmeringen: er mag vrij gehandeld worden met het buitenland.
Vrijhandel kan voor elk land de welvaart vergroten, want je kunt producten die het buitenland (relatief) goedkoper maakt importeren en zelf je afzetmarkt vergroten door te exporteren.

Slide 29 - Diapositive

Vormen van protectie
Protectie is het beschermen van binnenlandse bedrijven tegen buitenlandse concurrentie door bijv.
  • Douanerechten
  • Importquota 
  • Importverboden
  • Kwaliteitseisen
  • Exportsubsidies/belastingvoordelen

Slide 30 - Diapositive

H2 Samenwerking in Europa
De landen van Europa werken op veel gebieden samen:
- milieubeleid
- immigratiebeleid
- landbouwbeleid

Slide 31 - Diapositive

In het hoofdstuk wordt gesproken over externe effecten. 
Leer de definitie!!

Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

Slide 32 - Diapositive

Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

Voetbalsupporters betalen een prijs voor een voetbalkaartje. Maar ze gaan daarna ook nog even de stad in voor een biertje, dit is goed voor de horeca. Deze ondernemers profiteren hiervan, maar dit zit niet in de prijs van het voetbalkaartje (positief extern effect).

Slide 33 - Diapositive


A
Er is geen unanieme gelijke dominante strategie.
B
De dominante strategie is voor beiden bekennen.
C
De dominante strategie is voor beiden niet bekennen.

Slide 34 - Quiz

Wat is de dominante strategie van H&M?
A
Wel korting geven
B
Geen korting geven

Slide 35 - Quiz


Samenwerking tussen landen leidt tot gezamenlijke afspraken. En daarmee tot het voorkomen van een "gevangenendilemma".
Wat zou er gebeuren als één land in Europa strenger is op het gebied van het toelaten van vluchtelingen?

Slide 36 - Question ouverte

Ook op het gebied van milieu-eisen speelt dit gevangenendilemma een rol.

Vaak heeft streng milieubeleid door één land gevolgen voor andere landen. Dit strenge milieubeleid zorgt voor schonere lucht. En daar profiteren andere landen natuurlijk ook van. 

Slide 37 - Diapositive

Als één land een streng beleid voert, terwijl andere landen dit niet doen, maar die andere landen profiteren wel van dit strenge beleid, dan noemen we dat meeliftersgedrag.

Om te zorgen dat iedereen zich aan afspraken houdt wordt er samengewerkt in Europa. Die samenwerking leidt tot een vorm van collectieve dwang: met elkaar dwing je naleving van afspraken na.

Slide 38 - Diapositive

Leg uit welke maatregel de Europese Unie kan nemen om te voorkomen dat de lidstaten in een gevangenendilemma terechtkomen.

Slide 39 - Question ouverte

H3
Wat weet je al over staatsschuld?

Slide 40 - Carte mentale

Slide 41 - Vidéo

Slide 42 - Vidéo

Welke afspraken hebben de EMU landen in het stabiliteitspact gemaakt?
A
staatsschuld mag 3% per jaar groeien en het overheidstekort 60%
B
de staatsschuld mag maximaal 60% van het BBP zijn en het overheidstekort 3%
C
de groei van de overheidsuitgaven moet onder de 3% blijven

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Vidéo

De staatsschuld is een voorbeeld van een voorraadgrootheid
Op een bepaald moment is de staatsschuld een bepaald bedrag. Op 31 december 2016 bedroeg de staatsschuld 416 miljard euro.  

Slide 45 - Diapositive

voorraadgrootheid
stroomgrootheid
salaris
schuld
toename van de schuld
bezit
aantal werklozen
spaargeld

Slide 46 - Question de remorquage

Nog een keer LessonUp?
JA
NEE

Slide 47 - Sondage

Afronding
Pak je lesbrief en planner en rond de opgaven van H2 en H3 verder af....

Fijne vakantie!

Slide 48 - Diapositive