Station Taalverzorging vbk1 perron 2

Taalverzorging BK1 perron 2
De Rooi Pannen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging BK1 perron 2
De Rooi Pannen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Carte mentale

Tijdproef
Er zijn verschillende manieren om de pv te vinden. Wij gebruiken de tijdproef.
1. In welke tijd staat de zin?
(in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?)
2. Verander de zin van tijd.
3. Welk werkwoord is veranderd?
Dat is de persoonsvorm.

Slide 4 - Diapositive

In welke tijd staat de zin hieronder?
De man koopt drie lieve puppy's.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 5 - Quiz

In welke tijd staat de zin hieronder?
Hoe laat is het?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 6 - Quiz

Welk woord verandert er als je de zin van tijd wisselt?
De man koopt drie lieve puppy's.
A
de man
B
koopt
C
drie
D
puppy's

Slide 7 - Quiz

Als je de zin van tijd wisselt, welk werkwoord verandert er dan?
Hoe laat is het?
A
hoe
B
laat
C
is
D
het

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Hoeveel zinsdelen zie je hier?

Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 10 - Quiz

Bij mijn oma doe ik altijd spelletjes met mijn nichtje.
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 11 - Quiz

Het 
onderwerp 
in de zin...



    Wat is dat 
           ook alweer...?



Slide 12 - Diapositive

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 13 - Carte mentale

Het onderwerp
Je vindt het onderwerp door de volgende stappen te zetten:

1. Zoek de werkwoorden in de zin.
2. Maak de vraag: WIE/wat + alle werkwoorden?
3. Wat is het antwoord?

Dat is het onderwerp van de zin.

Slide 14 - Diapositive

Welke vraag maak je dan om het onderwerp te vinden?
De zin is: Hans heeft nieuwe boeken gekocht.

Slide 15 - Question ouverte

Wat zijn de werkwoorden in de zin:
Hans heeft nieuwe boeken gekocht.
A
Hans
B
heeft
C
heeft gekocht
D
boeken

Slide 16 - Quiz

ander zinsdeel
onderwerp
Hans
heeft
nieuwe
boeken
gekocht

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm altijd?
A
Een zelfstandig naamwoord
B
Een werkwoord
C
Een lidwoord

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 21 - Quiz

Waarom kom je niet op mijn feestje?Waarom is de persoonsvorm
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 23 - Quiz

Waarom vind ik dit zo moeilijk?

Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 24 - Quiz

tegenwoordige tijd
verleden tijd
aanmelden
maakte
leerden
lachen
sloeg
was
beleven
kletst

Slide 25 - Question de remorquage

Slide 26 - Diapositive