Spelling Paragraaf 5 Meervoudsvorming

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert meervouden op 
-s
-en
-ën 

Slide 2 - Diapositive

meervouden
eindigend op -en

Slide 3 - Diapositive

meervoud eindigend op -en
Sommige ZN krijgen in het meervoud –en. 
Soms moet je dan ook:
- een letter verdubbelen: sok – sokken
- een a, u, e, o of u weghalen: graat- graten
- een f in een v of een s in een z veranderen: dief – dieven.

Slide 4 - Diapositive

meervouden
eindigend op -'s
eindigend op -s


Slide 5 - Diapositive

meervoud eindigend op 's
Achter een a, u, i, y, o schrijf je een ‘s: camera – camera’s. Dit doe je, omdat de klank onjuist anders verandert. 


Slide 6 - Diapositive

meervoud eindigend op -s
Bij een lange klank e (é) schrijf je de s eraan vast: café - cafés
Ook in andere gevallen schrijf je de s eraan vast: zegel – zegels
Deze zelfstandig naamwoorden eindigen altijd op:
-en -em - el - er - e (uh klank)
Bijv. dekens / bezems / appels / emmers / tantes
Verkleinwoorden krijgen ook allemaal een -s (tulpjes)

Slide 7 - Diapositive

meervouden
eindigend op -s of -en
eindigend op -s of -n


Slide 8 - Diapositive

eindigend op -s of -en / -s of -n

Er zijn woorden met 2 meervoudsvormen
met -s en -en  OF met -s en -n
sponsors/sponsoren, zoons/zonen, aardappels/aardappelen, appels/appelen
gemeentes/gemeenten, methodes/methoden

Slide 9 - Diapositive

eindigend op -s of -en / -s of -n
Bijzondere gevallen = 
* woorden die eindigen op -ee krijgt de meervoud een -s. Je schrijft dan de 
-s aan het woord vast: chimpansees, dictees
* Bij een meervoud op -en komt er een trema op de -e van de uitgang:
ideeën, moskeeën 

Slide 10 - Diapositive

meervouden
eindigend op -eën 
eindigend op -ën 


Slide 11 - Diapositive

Meervoud met –ën bij woorden die eindigen op ie of ee.
Woorden die in het enkelvoud eindigen op -ie of -ee en in het meervoud -en erbij krijgen, hebben een aparte regel. 
melodieën
bacteriën
zeeën

Slide 12 - Diapositive

Je ziet het al, er komt een ë bij
 Dit is als de klemtoon op de laatste lettergreep (de ie of ee) valt: categorieën, strategieën, melodieën 
Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijgt de e die er al staat een trema. Er komt dus GEEN extra e bij.
Bijvoorbeeld: bacterie – bacteriën, porie – poriën.

Slide 13 - Diapositive

Je ziet het al, er komt geen ë bij
Dit is als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.
De e die er al staat, krijgt een trema
Er komt dus GEEN extra e bij.

Bijvoorbeeld: bacterie – bacteriën, porie – poriën.

Slide 14 - Diapositive

meervouden
eindigend op -eren
- ei / eieren
- kind / kinderen
rund / runderen


Slide 15 - Diapositive

vreemde meervoudsvormen
Oorspronkelijk Latijnse woorden hebben soms 2 meervoudsvormen, maar niet altijd:



Slide 16 - Diapositive

vreemde meervoudsvormen
basis - bases of basissen
datum - data of datum (NIET data's)
medium - media of mediums (als het een tussenpersoon betreft)
antibioticum - antibiotica (NIET antibioticums)
chemicus - chemici (NIET chemica - want dit heeft een andere betekenis - of chemicussen)



Slide 17 - Diapositive

6. meervouden

Wat is het meervoud van rotzooi?
A
rotzoois
B
rotzooien
C
rotzooiën
D
rotzooi

Slide 18 - Quiz

Meervoud
A
mavo's
B
mavos

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
Melodiën
B
Melodieën
C
Bacteriën
D
Bacterieën

Slide 20 - Quiz

Meervoud: welke zijn goed geschreven?
A
Melodiën
B
Melodieën
C
Bacteriën
D
Bacterieën

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
machine
B
machientjes
C
machines

Slide 22 - Quiz

Het meervoud van kolonie is:
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van mama?
A
mama's
B
mamas

Slide 24 - Quiz

Wat is het meervoud van café?
A
cafés
B
café's

Slide 25 - Quiz

wat is het meervoud van:
tante
A
tantes
B
tante's

Slide 26 - Quiz

6. meervouden

Wat is het meervoud van idee?
timer
0:30
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 27 - Quiz

meervoud van:
pizza
A
's
B
ën
C
f-v
D
s-z

Slide 28 - Quiz

het meervoud van
bacterie =
A
bacteries
B
bacteriëen
C
bacteriën
D
bacterieën

Slide 29 - Quiz

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's
C
alineaas

Slide 30 - Quiz

Wat is het meervoud van:
introducee
A
introducees
B
introduca
C
introduceeën
D
introducën

Slide 31 - Quiz

Wat is het meervoud van:
ree
A
reeën
B
rëeen
C
reëen
D
reën

Slide 32 - Quiz

Wat is het meervoud van idee?
A
ideeën
B
ideën

Slide 33 - Quiz

Wat is het meervoud van 'epidemie'?
A
epidemieën
B
epidemiën

Slide 34 - Quiz

Meervoud
A
havo's
B
havos

Slide 35 - Quiz

Het meervoud van olie is:
A
oliën
B
olieën

Slide 36 - Quiz

Maken in het lesboek
maak alle opdrachten
in de reader
(af voor de volgende les)

Slide 37 - Diapositive

Kennen en leren
- Je kan meervoud eindigend op -en goed spellen. 
- Je kan meervoud eindigend op -'s of -s goed spellen. 
Je kan meerder eindigend op -ee of -ie goed spellen (eën/ën) 
- woorden die zowel op -s of -en of -s of -n eindigen
- woorden die eindigen op -eren
- Latijnse meervoudsvormen

Slide 38 - Diapositive

Einde les

Slide 39 - Diapositive