Opstromers les 10

Mercredi
 l'automne     l'hiver        Le printemps          L'été 


JUIN
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Mercredi
 l'automne     l'hiver        Le printemps          L'été 


JUIN

Slide 1 - Diapositive

1e uur:  1. Wat weten we nog?
               2. Correction des devoirs                   3. Au travail
grote pauze (wc moment)

2e uur:   4. Au travail: mots
                 5. Au travail: parler
Na deze les kan ik de bezittelijk voornaamwoorden herkennen.

Slide 2 - Diapositive

2.  Correction des devoirs

page 72, ex. 8FGH
page 73, ex. 16FGH

leren: page 67, apprendre 8.








Vragen over dit huiswerk? Opdrachten die moeilijk waren? 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Une GRANDE
pause
Ik kan de bezittelijk voornaamwoorden herkennen.

Slide 5 - Diapositive


grote pauze (wc moment)

2e uur:   4. Au travail: mots
                 5. Au travail: parler
                 6. Les devoirs MAGISTER
Na deze les heb ik geoefend met Frans spreken.

Slide 6 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets.
In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is.
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo.
C'est son vélo.

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets.

In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is.
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo.
C'est son vélo.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

4. Oefenen met het maken van flitskaartjes

Slide 9 - Diapositive

5. Parler: écouter & répéter

Slide 10 - Diapositive

5. page 34, apprendre 7
    page 35, apprendre 8
KLAAR?
Verder met: 
page 67, appr. 7 & 9

Slide 11 - Diapositive

6. Les devoirs
CHECK magister OPDRACHTEN!!

Verder: SO avoir & tellen 1-20
Ik heb geoefend met Frans spreken.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive