Planten en dieren

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Formatief moment

Planten en Dieren

Een organisme is een levend wezen

1. ja
2. nee

Als een boom elk jaar zwaarder wordt, noem je dat ontwikkeling.

1. ja
2. nee

Bij een mens vindt in de jaren tussen de 30 en 40 jaar een groeispurt plaats.

1. ja
2. nee

Een stilzittende, bijna niet ademende sprinkhaan is dood.

1. ja
2. nee

Een bruine boon kan snel water opnemen door het poortje.

1. ja
2. nee

Deze tekst heb je nodig voor de volgende 2 vragen.

De kinderen worden het meest gecontroleerd in de periode tussen 0 en 1 jaar.

1. ja
2. nee

Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind.

1. ja
2. nee

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.

In het stadium van de kiemplant ontstaan de zaadlobben.

1. ja
2. nee

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.

In het stadium van de volwassen plant kunnen er zich zaden aan de plant ontwikkelen.

1. ja
2. nee

Voor fotosynthese is zuurstof nodig.

1. ja
2. nee

De egel in de afbeelding is een organisme

1. ja
2. nee

Kinderen krijgen hoort bij het levenskenmerk waarnemen.

1. ja
2. nee

meerkeuzevragen

Kijk naar de kast op de afbeelding op de vorige bladzijde.

Is deze houten kast levend, dood of levenloos?

1. levend
2. dood
3. levenloos

Is het stenen standbeeld levend, dood of levenloos?

1. levend
2. dood
3. levenloos

Welke stelling of stellingen zijn juist?

Stelling 1: De zon is een organisme.
Stelling 2: Een stuk ijzer is een organisme.

1. Alleen stelling 1 is juist
2. Alleen stelling 2 is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Geen van beide stellingen zijn juist.

Welk organisme of welke organismen in de afbeelding op de vorige bladzijde vertoont/vertonen levenskenmerken?

1. Alleen de volwassen merel en de worm.
2. Alleen de volwassen merel en de mereljongen.
3. De volwassen merel, de mereljongen en de worm.

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.

Met welk nummer is de navel aangegeven?

1. nummer 1
2. nummer 2
3. nummer 3
4. nummer 4

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.
Met welk nummer is het deel aangegeven waar voedsel zit?

1. nummer 1
2. nummer 2
3. nummer 3
4. nummer 4

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.
Uit welk van de genummerde delen in de afbeelding kan een nieuwe plant ontstaan?

1. nummer 1
2. nummer 2
3. nummer 3
4. nummer 4

Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?

1. bladeren
2. stengels
3. vruchten
4. wortels

In de kassen van het tuincentrum moet je in de winter de fotosynthese stimuleren.

Welke factor moet je dan vooral stimuleren?

1. de bemesting
2. het licht
3. het water
4. de zuurstof

Als je een hond uitlaat, dan gaat hij op zoek naar de geur van andere honden. Als de hond die geur geroken heeft, dan plast hij ook op die plek.

Welke twee levenskenmerken horen hierbij?

1. groeien en waarnemen
2. uitscheiden en voortplanten
3. uitscheiden en waarnemen
4. voortplanten en groeien

Een cactus heeft stekels. Daarmee is hij aangepast aan zijn omgeving.

Waar is deze aanpassing voor?

1. beweging
2. voeding
3. verdediging
4. voortplanting

open vragen

Deze tekst heb je nodig voor de volgende vraag.

Lees de tekst op de vorige bladzijde.

Schrijf de twee levenskenmerken op die bij de shuttle run test het meest aan de orde komen.

Stel dat deze groep de shuttle run test in de vierde klas (bovenbouw) nog een keer doet.

De meeste leerlingen halen dan een hogere trap dan in de brugklas.
Door welke soort ontwikkeling komt dat?

Deze tekst heb je nodig voor de volgende vraag.

Hoe heten de eerste blaadjes die boven de grond uitkomen?

In de winter zien de Klaassens graafsporen van konijnen in hun volkstuin.

Waarom graven die konijnen wortels op?

EINDE VAN DE TOETS