Planten en dieren

Formatief moment
Planten en Dieren
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Formatief moment
Planten en Dieren

Slide 1 - Diapositive

Een organisme is een levend wezen
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Als een boom elk jaar zwaarder wordt, noem je dat ontwikkeling.
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Bij een mens vindt in de jaren tussen de 30 en 40 jaar een groeispurt plaats.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Een stilzittende, bijna niet ademende sprinkhaan is dood.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Een bruine boon kan snel water opnemen door het poortje.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Deze tekst heb je nodig voor de volgende 2 vragen.

Slide 7 - Diapositive

De kinderen worden het meest gecontroleerd in de periode tussen 0 en 1 jaar.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.

In het stadium van de kiemplant ontstaan de zaadlobben.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.

In het stadium van de volwassen plant kunnen er zich zaden aan de plant ontwikkelen.

A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Een asperge is een stengel.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Bij landdieren zijn er meer soorten met een gestroomlijnde lichaamsvorm dan bij waterdieren.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Zangvogels die zaden eten, hebben meestal een kegelsnavel.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Voor fotosynthese is zuurstof nodig.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

De egel in de afbeelding is een zoolganger.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Kinderen krijgen hoort bij het levenskenmerk waarnemen.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

meerkeuzevragen

Slide 18 - Diapositive

Kijk naar de kast op de afbeelding op de vorige bladzijde.

Is deze houten kast levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 19 - Quiz

Is het stenen standbeeld levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 20 - Quiz

Welke stelling of stellingen zijn juist?

Stelling 1: De zon is een organisme.
Stelling 2: Een stuk ijzer is een organisme.

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van beide stellingen zijn juist.

Slide 21 - Quiz

Welk organisme of welke organismen in de afbeelding op de vorige bladzijde vertoont/vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de volwassen merel en de worm.
B
Alleen de volwassen merel en de mereljongen.
C
De volwassen merel, de mereljongen en de worm.

Slide 22 - Quiz

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.

Met welk nummer is de navel aangegeven?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4

Slide 23 - Quiz

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.
Met welk nummer is het deel aangegeven waar voedsel zit?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4

Slide 24 - Quiz

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.
Uit welk van de genummerde delen in de afbeelding kan een nieuwe plant ontstaan?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4

Slide 25 - Quiz

Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?

A
bladeren
B
stengels
C
vruchten
D
wortels

Slide 26 - Quiz

In de kassen van het tuincentrum moet je in de winter de fotosynthese stimuleren.

Welke factor moet je dan vooral stimuleren?



A
de bemesting
B
het licht
C
het water
D
de zuurstof

Slide 27 - Quiz

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 28 - Diapositive

De impala is een hoefdier. Zie de afbeelding hiernaast.

Op welke ondergrond kunnen dieren met zulke hoeven zich het best voortbewegen?


A
bosgrond
B
harde ondergrond
C
moerassige ondergrond

Slide 29 - Quiz

Als je een hond uitlaat, dan gaat hij op zoek naar de geur van andere honden. Als de hond die geur geroken heeft, dan plast hij ook op die plek.

Welke twee levenskenmerken horen hierbij?


A
groeien en waarnemen
B
uitscheiden en voortplanten
C
uitscheiden en waarnemen
D
voortplanten en groeien

Slide 30 - Quiz

Een cactus heeft stekels. Daarmee is hij aangepast aan zijn omgeving.

Waar is deze aanpassing voor?


A
beweging
B
voeding
C
verdediging
D
voortplanting

Slide 31 - Quiz

open vragen

Slide 32 - Diapositive

Deze tekst heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 33 - Diapositive

Lees de tekst op de vorige bladzijde.

Schrijf de twee levenskenmerken op die bij de shuttle run test het meest aan de orde komen.

Slide 34 - Question ouverte

Stel dat deze groep de shuttle run test in de vierde klas (bovenbouw) nog een keer doet.

De meeste leerlingen halen dan een hogere trap dan in de brugklas.
Door welke soort ontwikkeling komt dat?

Slide 35 - Question ouverte

Deze tekst heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 36 - Diapositive

Hoe heten de eerste blaadjes die boven de grond uitkomen?

Slide 37 - Question ouverte

Waarom moet er vooral flink geschoffeld worden tussen de plantjes als die plantjes net boven de grond uitkomen?

Slide 38 - Question ouverte

In de zomer wordt er geoogst uit de volkstuin. Daarmee kunnen mensen en dieren worden gevoed.
Sommige vleeseters eten nooit planten.

Leg uit dat planten voor deze vleeseters toch van belang zijn.

Slide 39 - Question ouverte

In de winter zien de Klaassens graafsporen van konijnen in hun volkstuin.

Waarom graven die konijnen wortels op?

Slide 40 - Question ouverte

EINDE VAN DE TOETS

Slide 41 - Diapositive