2.2 Stromingen in de samenlevingen

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

2.2 Stromingen in de samenleving

Waarom had de Nederlandse koning vroeger teveel macht?

1. Hij zette het leger in tegen het volk
2. Hij kon teveel mensen aanwijzen in de politiek
3. Hij werkte samen met de rijke mensen
4. Het volk durfde niet tegen de koning te doen

Wie waren voor de koning?

1. Conservatieven
2. Liberalen

Wat betekend een 'constitutionele monarchie'?

Leerdoelen

• Je weet waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid.
  
  
• Je weet welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd.
  
  
• Je weet welke stromingen streefden naar meer gelijkheid.
  
  
• Je kan beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde.

L2: Strijd voor onderwijs

• Door kinderwetje 1874: iedereen basisonderwijs
  - Doorstuderen alleen voor de rijken 
  
  
• Overheid wil graag meer onderwijs: 

1. Oprichting van openbare scholen
2. Controle op kwaliteit door de overheid
3. Vooral arme kinderen kunnen doorstuderen 

L2: Strijd voor onderwijs

• Beter/Meer onderwijs --> Betere banen --> Gelijkere kansen
  - Emancipatie: de mogelijkheid op gelijke kansen
  
  
• De gelovigen wouden meer: Ook geloof op school
  - Confessionelen richten hun eigen
  scholen op
  - Krijgen geen geld van de overheid

L2: Strijd voor onderwijs

• Er worden politieke partijen opgericht
  - Alle gelovige partijen werkten samen tegen de rest
  
• De liberalen: willen meer stemrecht voor de arbeiders
• De confessionelen: willen betaald onderwijs
  
  
• Afspraak tussen de twee partijen: Allebei 

L1: Uitbreiding van het kiesrecht

• 1815: Alleen mensen die veel betalen beslissen mee
  - Veel belasting betalen = Meebeslissen over uitgaven
  
  
• 1848 - 1917: Steeds minder betalen om mee te beslissen
  - Wel alleen voor mannen
• 1917:  Algemeen kiesrecht voor mannen
• 1919: Vrouwenkiesrecht (actief en passief)

Huiswerk

Paragraaf 2.2

Maken: Opdracht 1 t/m leerstof 3

2.2 Stromingen in de samenleving

Wie waren voor de koning?

1. Conservatieven
2. Liberalen
3. Confessionelen

Confessionelen

Liberalen

Conservatieven

Mensen die veel vanuit het geloof willen

Mensen die het graag bij het oude vertrouwde houden

Mensen die graag meer inspraak willen

Leerdoelen

• Je weet waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid.
  
  
• Je weet welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd.
  
  
• Je weet welke stromingen streefden naar meer gelijkheid.
  
  
• Je kan beschrijven hoe de positie van vrouwen veranderde.

L3: Strijd voor gelijkheid

• Naast confessionelen, liberalen en conservatieven ook:

1. Socialisten
2. Communisten
3. Feministen

L3: Strijd voor gelijkheid

• Socialisten: Vooral de arbeiders in Nederland
• Hun doel: Gelijkheid in de samenleving

1. Arbeiders moeten ook kunnen stemmen
2. Belasting moet eerlijker worden verdeeld
3. Extra hulp voor de armen

L3: Strijd voor gelijkheid

• Communisten: Extremere arbeiders in Nederland
• Hun doel: Volledige gelijkheid

1. Gelijkheid krijgen door een revolutie/opstand
2. Geen persoonlijk bezit meer
3. Welvaart wordt gelijk verdeeld over iedereen

L4: De positie van vrouwen

• Feministen: Nederlandse vrouwen in Nederland
  
• Hun doel: Gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen
  

1. Vrouwen mogen hoger onderwijs volgen
2. Vrouwen krijgen evenveel betaald als mannen
3. Vrouwen mogen zelf stemmen
4. Vrouwen zijn geen toestemming meer nodig voor uitgaven

• Discriminatie tussen man en vrouw moest stoppen

Huiswerk

Paragraaf 2.2

Maken: Opdracht 1 t/m samenvatting