Woordenschat H5 Lj 1 les 2

Wat gaan we doen?
Nabespreken huiswerk
Herhalen hoofdstuk 5
Oefenen
weet je het nog?
Volgende les woordenschat hoofdstuk 6
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
Nabespreken huiswerk
Herhalen hoofdstuk 5
Oefenen
weet je het nog?
Volgende les woordenschat hoofdstuk 6

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog?


- weet je nog dat je de betekenis van moeilijke woorden soms kunt vinden door een bekend woorddeel te zoeken?



Slide 2 - Diapositive

timer
1:00
Hoofdstuk 5

Slide 3 - Carte mentale

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Een woord kan bestaan uit meer delen.

Bijvoorbeeld: 
huisdier = huis + dier

Slide 4 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Als je weet wat de woorddelen betekenen, kun je zelf bedenken wat het hele woord betekent.

Bijvoorbeeld:
een huisdier is een dier voor in huis

Slide 5 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.


Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 6 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Er zijn woorden met een stukje erachter, 
dat is een achtervoegsel.


Dus:
geluidloos betekent zonder geluid
Bijvoorbeeld: het stukje -loos betekent zonder.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht
Het voorvoegels on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 8 - Diapositive

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 9 - Quiz

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 10 - Quiz

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 11 - Quiz

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 12 - Quiz

onschuld
A
niet
B
zonder

Slide 13 - Quiz

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen.




Maak van de volgende woorden 
een nieuw woord met een van 
de achtervoegsels.


-loos: zonder
-achtig: lijkt op, tamelijk veel
-aar: iemand die het doet
-waarts: die richting op
Voorbeeld: schilderen.
Een nieuw woord met -achtig is schilderachtig.
Noteer: schilderachtig.

Slide 14 - Diapositive

adem

Slide 15 - Question ouverte

bedelen

Slide 16 - Question ouverte

leugen

Slide 17 - Question ouverte

raadsel

Slide 18 - Question ouverte

oost

Slide 19 - Question ouverte

smaken

Slide 20 - Question ouverte

tekenen

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Een impuls is een opwelling, je doet iets zonder na te denken. Wat is een impulsaankoop?
Het antwoord vind je in alinea 1.

Slide 23 - Question ouverte

Wat betekent 'ging er al iets knagen' in alinea 3?
A
Begon je te twijfelen
B
Had je honger
C
Kreeg je een vervelend gevoel.

Slide 24 - Quiz

Beseffen, beginnen te weten.
betaalde
doet
gebruikt
kopen
Ondertussen
toestand
Voorbijgegaan
afrekende
je realiseren
inmiddels

situatie
toestand
verstreken
begaat
aanschaffen

Slide 25 - Question de remorquage

Verzin vijf samengestelde woorden.

Slide 26 - Question ouverte

Deze les was....
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

De les was..... omdat...

Slide 28 - Question ouverte