Unit 4: herhaling grammatica 4.1 & 4.2

Herhaling grammatica 

In deze les wordt herhaald:
- De present simple
- Volgorde: de plaats van het bijwoord
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Herhaling grammatica 

In deze les wordt herhaald:
- De present simple
- Volgorde: de plaats van het bijwoord

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • benoemen wanneer je de present simple tense gebruikt
  • een werkwoord correct vervoegen in de present simple tense en dit toepassen in een gap-fill opdracht
  • benoemen op welke plaats in de zin het bijwoord hoort te staan
  • een bijwoord op de juiste plaats in een zin invullen

Slide 2 - Diapositive

Present simple
  1. Bekijk de video van meester Gijs
  2. Lees de samenvatting
  3. Beantwoord de vragen
  4. Verder oefenen? Ga dan naar de website op slide 9.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

In short (1/3)
De present simple gebruik je als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt, dus dat betekent dat je deze tijd onder andere gebruikt bij feiten en gewoonten (facts & habits).

Voorbeelden van signaalwoorden: always, never, regularly, sometimes, often, usually, mostly, frequently, every day/week/month/year, etc.

Slide 5 - Diapositive

In short (2/3)
De vorm (hoe vervoeg je het werkwoord):
In bevestigende zinnen (+)                                        In vragen (?)
Bij I / you / we / they: werkwoord                            I / you / we /they: do + hele ww.
Bij he / she / it: werkwoord+(e)s                              He / she / it: does + hele ww.

In ontkennende zinnen (-)
I / you / we / they: don't + hele werkwoord
He / she / it: doesn't + hele werkwoord

Slide 6 - Diapositive

In short (3/3)
Meestal zul je bij he/she/it in bevestigende zinnen een +s achter het werkwoord zetten, maar er zijn uitzonderingen. In dat geval zet je +es achter het werkwoord. Hieronder de uitzonderingen.
1. Werkwoorden die eindigen op een s-klank (-ss, -z, -x, -sh-ch) krijgen +es
Bijvoorbeeld: wash - washes, kiss - kisses, mix - mixes.
2. Ww-en die eindigen op een medeklinker + -y. De -y verandert in -i + es.
Bijvoorbeeld: carry - carries, try - tries, fly - flies
3. Ww-en die eindigen op een -o krijgen +es.
Bijvoorbeeld: do - does, go - goes

Slide 7 - Diapositive

Fill in using the present simple:
1. ____ you _____ (drive) to work every day?
2. We always ________ (eat) cereal for breakfast.
3. Sana __________ (not / like) my brother.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Lien

Volgorde: adverbs
  1. Lees de uitleg op de volgende slides
  2. Op slide 14 kun je een filmpje bekijken van het verschil tussen hoofdwerkwoorden en hulpwerkwoorden.
  3. Beantwoord de vragen.
  4. Helaas geen filmpje van dit onderdeel zoals beschreven in jullie boek, maar je kunt de video op slide 18 bekijken voor het verschil tussen bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.

Slide 10 - Diapositive

Volgorde: adverbs (1/3)
Bijwoorden zijn woorden zoals probably, really, just, always, never, usually, still, etc. 

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord.
Bijvoorbeeld:      They usually go to school by bike
                                  Amin is really talented
                                  Selena and Tom can run extremely quickly


Slide 11 - Diapositive

Volgorde: adverbs (2/3)
Nu vraag je je misschien af: waar komt dat bijwoord dan te staan in de zin? De regel hiervoor is als volgt:
  • Staat er een vorm van to be in de zin (am / are / is)? Dan schrijf je het bijwoord daarna.
Bijvoorbeeld: He is already one of the school's best students.

  • Staat er geen vorm van to be, maar een hoofdwerkwoord in de zin? Dan schrijf je het bijwoord ervoor.
Bijvoorbeeld: I never sing in public

Slide 12 - Diapositive

Volgorde: adverbs
Een hoofdwerkwoord is het werkwoord dat de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt. Op de volgende slide kun je een website vinden met een filmpje over het verschil tussen hulpwerkwoorden en hoofdwerkwoorden (indien je dit lastig vindt)

Let op: bij ontkenningen met to be zet je not tussen het werkwoord en het bijwoord.
Bijvoorbeeld: They aren't usually this late.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Maak de zin af met het bijwoord op de juiste plaats:
1. (still) Ms de le Cluse _______ thinks _________
about chocolate all the time.

Slide 15 - Question ouverte

Maak de zin af met het bijwoord op de juiste plaats:
2. (never) Ms de le Cluse ________ cries ________
when she doesn't have breakfast.

Slide 16 - Question ouverte

Maak de zin af met het bijwoord op de juiste plaats:
3. (always) Mr van Keulen _______ is ________ angry
when you haven't done your homework.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Vidéo

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed begrepen hebt:
Geen vraag? Heb je alle leerdoelen behaald?

Slide 19 - Question ouverte