Unit 2 grammar 1

Unit 2 grammar 1
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 2 grammar 1

Slide 1 - Diapositive

Deze week
Les 1: Grammar 1 (past simple, adverbs)
Les 2: Grammar 2( my/mine,  can/can't, a/an (BL), should/shouldn't (KT)
Les 3: Afmaken Unit 2

Slide 2 - Diapositive

Deze les
Planning & goals
Uitleg & oefeningen past simple
Uitleg & oefeningen adverbs
Afronden les
Feedback 

Slide 3 - Diapositive

Past simple
BL: blz. 58 | KT: blz. 53
Aan het einde van deze opdracht kun je een bevestigende, vragende en ontkennende zin maken met de past simple.

Slide 4 - Diapositive

De past simple gebruik je:
A
als iets in het verleden is gebeurd en nog bezig is.
B
als iets in het verleden is gebeurd en is afgelopen.
C
als er geen tijd in de zin staat.
D
als iets in de tegenwoordige tijd is

Slide 5 - Quiz

In een zin met de past simple staat ook altijd een tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Er zijn twee soorten werkwoorden:
A
enkelvoud en meervoud
B
telbaar en niet telbaar
C
veel en weinig
D
regelmatig en onregelmatig

Slide 7 - Quiz

Regelmatig werkwoord
Onregelmatig werkwoord
Heeft een eigen vorm
In de past simple +ed
Uit je hoofd leren
Niet uit je hoofd leren

Slide 8 - Question de remorquage

I tryed to be on time today.:
Klopt de past simple hier?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

I lived in Australia for a while.:
Klopt de past simple hier?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

We chated for a while after work.:
Klopt de past simple hier?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

De uitzonderingen (regelmatige ww):
-y
+klinker
+d
Try - tried

Y weg, vervangen door I, dan +ed:
dry - dried
chat - chatted

Korte woorden die eindigen op 1 medeklinker krijgen een extra medeklinker:
ban - banned
live - lived

Woorden die al eindigen op een 
-e krijgen alleen een +d erachter.

Slide 12 - Diapositive

De past simple:
  • Gebruik je als iets in het verleden is gebeurd (en het is belangrijk wanneer).
  • Bij regelmatige werkwoorden in de past simple zet je +ed achter het hele werkwoord (denk aan de uitzonderingen!).
  • Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je de vorm van het werkwoord die hoort bij de past simple.

Slide 13 - Diapositive

Dat ziet er zo uit:
Bevestigend:
+ed/eigen vorm
Vragend:
Did + hele werkwoord
Ontkennend:
Didn't + hele werkwoord
I was late
You were late
He left early
She asked him.
I walked home.
You tried it.

Did you go?
Did she leave?
Did I call?
Did he do that?
Did they walk?
Did you try?
I didn't go
She didn't leave
I didn't call
He didn't do that
They didn't walk
I didn't try

Slide 14 - Diapositive

Kijk even mee naar de opdracht:
BL: Maak 8 | KT: Maak 8 & 9

Je gebruikt de werkwoorden uit de vraag om jouw antwoord te formuleren. Je moet een hele zin schrijven.


Slide 15 - Diapositive

BL: Maak 8 | KT: Maak 8 & 9
Bevestigend:
+ed/eigen vorm
Vragend:
Did + hele werkwoord
Ontkennend:
Didn't + hele werkwoord
I was late
You were late
He left early
She asked him.
I walked home.
You tried it.

Did you go?
Did she leave?
Did I call?
Did he do that?
Did they walk?
Did you try?
I didn't go
She didn't leave
I didn't call
He didn't do that
They didn't walk
I didn't try

Slide 16 - Diapositive

Adverbs (bijwoorden)
BL: blz. 59 | KT: blz. 55
Aan het einde van deze opdracht kun je een bijwoorden op de juiste plek in de zin zetten.

Slide 17 - Diapositive

Adverbs (bijwoorden)
Adverbs zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt:
always, never, sometimes, often, rarelyetc.

Kunnen altijd maar op één plek in de zin staan: 
  • voor het hoofdwerkwoord OF
  • na am/are/is

Slide 18 - Diapositive

Waar hoort het bijwoord?
I am sleepy (never)
A
I never am sleepy
B
I am never sleepy

Slide 19 - Quiz

Waar hoort het bijwoord?
I ask before I leave the house (always)
A
I always ask before...
B
I ask always before...

Slide 20 - Quiz

Waar hoort het bijwoord?
I go to the gym. (often)
A
I go often to the gym...
B
I often go to the gym...

Slide 21 - Quiz

Waar hoort het bijwoord?
She isn't late at school. (usually)
A
She usually isn't late...
B
She isn't usually late...

Slide 22 - Quiz

BL: Maak 9 | KT: Maak 10
Adverbs zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt:
always, never, sometimes, often, rarelyetc.

Kunnen altijd maar op één plek in de zin staan: 
  • voor het hoofdwerkwoord OF
  • na am/are/is

Slide 23 - Diapositive

Goal check
  • Aan het einde van deze opdracht kun je een bevestigende, vragende en ontkennende zin maken met de past simple.
  • Aan het einde van deze opdracht kun je een bijwoorden op de juiste plek in de zin zetten.

Slide 24 - Diapositive

Afronden
Volgende les
Feedback les

Slide 25 - Diapositive

Opruimen, spullen inpakken, stoel aanschuiven! :)

Slide 26 - Diapositive