recap

Passive
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Passive

Slide 1 - Diapositive

ACTIVE= He is stealing a bike.
ACTIVE
ONDERWERP = WIE /WAT het doet staat vooraan de zin.

Slide 2 - Diapositive

PASSIVE: The bike is stolen.
PASSIVE
DE ACTIE  staat vooraan. NIET wie het doet

Slide 3 - Diapositive

am/ is/ are/ was/ were + past participle
Active
Someone cleans the office everyday 
My boss doesn't ask me to work late.

Passive
The office is cleaned every day. 
I am not asked by my boss to work late.

Slide 4 - Diapositive

Ezelsbruggetje
In veel passive zinnen staat bijv. "by him" 
Een zin is ook passive als je er "by zombies" achter kunt zetten

Slide 5 - Diapositive

Boys like to play soccer.
A
passive
B
active

Slide 6 - Quiz

This room has been painted blue.
A
passive
B
active

Slide 7 - Quiz

car \ steal \ 10pm last night.


Slide 8 - Question ouverte

Tom painted the entire house.

Slide 9 - Question ouverte

Instructions will be given to you by the director.

Slide 10 - Question ouverte

FUTURE

Slide 11 - Diapositive

Goal: What's the difference 

- I am visiting my aunt tomorrow.
- I am going to visit my aunt tomorrow.
- I will visit my aunt tomorrow.
- I visit my aunt every week.

Slide 12 - Diapositive

Future 1: Present Continuous
Helemaal zeker, alles is al geregeld, hoe laat, met wie, alles is klaar: 

I am visiting my aunt tomorrow. 
 Ze weet dat je komt, dus ze bakt wat lekkers!

She is painting her room next Thursday.
Is afgesproken, ze heeft vrijgenomen.

Are you doing anything tomorrow?
 Zijn er dingen afgesproken?

Slide 13 - Diapositive

Future 2: to be going to + werkwoord
Iets wat je met grote mate van waarschijnlijkheid kunt voorspellen:


It is going to rain soon!
Jij ziet heel donkere wolken, kan niet missen!

Look out! She is going to drop that cup of tea!
Ze wankelt, dat gaat mis!

She is going to have a baby soon.
 Ze is heel zwanger, zal snel een baby komen.



We were going to visit my aunt, but she was out.
He was going to call his girlfriend, but he couldn’t find his phone.

Slide 14 - Diapositive

Future 2: to be going to + werkwoord
 Een bestaand plan of voornemen:

I am going to visit my aunt tomorrow.
Jij hebt je dat voorgenomen. Je tante weet van niks. Verrassing!

We are going to buy a new car soon.
Leuk, dat hebben we ons zo voorgenomen.

.



Slide 15 - Diapositive

Future 2: to be going to + werkwoord
De verleden tijd van deze vorm (was/were + going to + werkwoord) gebruik je voor mislukte plannetjes:


We were going to visit my aunt, but she was out.
He was going to call his girlfriend, but he couldn’t find his phone.

Slide 16 - Diapositive

Future 3: will + werkwoord
Simpel feit, let op, in het Nederlands gebruik je hier meestal de tegenwoordige tijd:


The sun will rise tomorrow.       
Feitje. De zon gaat morgen op.

Lunch break will be ten minutes longer today.
Feitje. Lunch duurt vandaag tien minuten langer

All lessons will be canceled.
 Feitje. Alle lessen vervallen.

Slide 17 - Diapositive

Future 3: will + werkwoord
Neutrale uitspraak. Of over dingen die je niet met 100% zekerheid kunt voorspellen:


I will visit my aunt tomorrow.
 Morgen ga ik daarheen. Neutrale uitspraak.

It will rain tomorrow.
Zeggen ze, neutraal. Waarschijnlijk wel.

They will find a cure for this disease.
 Hopelijk, maar nooit helemaal zeker.

Slide 18 - Diapositive

Future 3: will + werkwoord
Als er in de zin een voorwaarde staat waar eerst aan voldaan moet worden, gebruik je will + werkwoord:


If you clean your room, I will bake a cake.
If you don’t do your homework, you will fail the test.

Slide 19 - Diapositive

Future 3: will + werkwoord
je gebruikt deze vorm ook als je iets zegt wat je direct gaat doen, zodra je het bedenkt:

 

The doorbell is ringing. I’ll answer it!
Oh, you look cold. I’ll make you a cup of tea.
I think I’ll send her an e-mail.

Slide 20 - Diapositive

Future 4: Present Simple 
Als iets op een bepaalde tijd is gepland, waar je zelf meestal geen invloed op hebt (roosters, vergaderingen, vertrektijden etc.) :


The ballet performance starts at 8:00 pm.
When does the meeting begin?
There is no need to hurry, the train doesn’t leave for another 30 minutes.

Slide 21 - Diapositive

Future 1: present continuous
Future 2: going to + hele ww
Helemaal zeker, alles is al geregeld


She is painting her room next Thursday.

Is afgesproken, ze heeft vrijgenomen.
Iets wat je met grote mate van waarschijnlijkheid kunt voorspellen. Er is bewijs.
It is going to rain soon.

Jij ziet heel donkere wolken, kan niet missen!

Future 3: will + hele ww
Future 4: present simple
Simpel feit. Voorspelling zonder bewijs.


The sun will rise tomorrow.

Feitje. De zon gaat morgen op.

Als iets van te voren is gepland. (Schema, planning, rooster)

The train leaves at 5 p.m.

Volgens planning. Trein vertrekt op een bepaald tijdstip

Slide 22 - Diapositive