een land met een staatshoofd dat door erfopvolging aan de macht komt
Koning der Nederlanden: Willem I (1813 -1840)
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
De staatsvorm in Nederland:
Sinds 1813: een koninkrijk =
een land met een staatshoofd dat door erfopvolging aan de macht komt
Koning der Nederlanden: Willem I (1813 -1840)
Slide 1 - Diapositive
Koning Willem II
(1840 - 1849)
Koning Willem III
(1849 - 1890)
Slide 2 - Diapositive
Een republiek = een land met een gekozen staatshoofd (een president)
Inauguratie president Trump
president Macron op weg naar de beëdiging als president van Frankrijk
Slide 3 - Diapositive
een constitutionele monarchie is een land waarin:
het staatshoofd door middel van erfopvolging aan de macht komt
> koning
de rechten en de plichten van ieder burger vastgelegd zijn in een grondwet (=constitutie)
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Het parlement:
Nederland had vanaf 1814 een parlement =
een volksvertegenwoordiging =
1e en 2e Kamer (vanaf 1815) =
Staten-Generaal (term stamt uit 16e eeuw)
Werkzaamheden van een parlement zijn:
- het controleren van de regering
- (het mede-) bepalen van nieuwe wetgeving
1e Kamer (75 leden)
2e Kamer (150 leden)
Slide 6 - Diapositive
1848: revolutiejaar
aanvankelijk koning veel macht >
onvrede onder vele burgers >
revolutiepogingen in Europa >
uit angst voor revolutie in Nederland >
grondwetswijziging:
- opgesteld door Thorbecke
- constitutionele monarchie
- koning Willem II minder macht
- meer macht voor het parlement door:
- onschendbaarheid koning
- ministeriële verantwoordelijkheid
Slide 7 - Diapositive
Luxemburgse kwestie
(1867)
Willem III groothertog van Luxemburg
Duitse Bond werd steeds machtiger
Frankrijk wilde invloed uitbreiden >
verzoek aan W III om Luxemburg te kopen
Willem III accoord >
spanningen met Pruisen/Duitse Bond >
oorlogsdreiging
parlement eist uitleg en wil:
regering afzetten,
Willem III weigert ontslag ministers >
parlement keurt begroting af > einde reg.
Slide 8 - Diapositive
onschendbaarheid vorst:
De koning is niet verantwoordelijk voor wat hij doet in zijn functie als vorst, maar de ministers (in het bijzonder de minister-president) dragen deze verantwoordelijkheid.
Slide 9 - Diapositive
histoclip:
koning en grondwet
(15 minuten)
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
ministeriële verantwoordelijkheid
de regering is verantwoordelijk voor de daden van de koning
iedere minister afzonderlijk moet verantwoording voor zijn beleid afleggen aan het parlement
Slide 12 - Diapositive
Ontwikkeling van het kiesrecht in Nederland:
enkele grondwetswijzigingen
1848: Censuskierecht ingevoerd =
dat deel van de mannen dat genoeg belasting betaalt mag stemmen > rijke burgers
1887: 'Caoutchouc-artikel' in de grondwet: 'tekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand' > grote stijging mannen die mochten stemmen
1917: - Algemeen mannenkiesrecht ingevoerd
- Vrouwen kregen passief kiesrecht
- Vrouwen kregen actief kiesrecht (1919) >
Parlementaire democratie voltooid door invoering
algemeen kiesrecht mannen en vrouwen (25 +)
1946: 23 + 1965: 21 + 1972: 18 +
Aletta Jacobs
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Kiestelsel tot 1917:
districtenstelsel:
Nederland opgedeeld in (100) kiesdistricten
per district worden de stemmen geteld
'the winner takes all'
uit ieder district komt (dus) een volksvertegenwoordiger
Kiestelsel vanaf 1917:
evenredige vertegenwoordiging:
stemmen worden landelijk opgeteld
10 % van de stemmen =
10 % van de zetels in de 2e Kamer
hierdoor krijgen ook kleinere partijen een kans om in de 2e Kamer te komen.
Slide 15 - Diapositive
Hoe werkt de evenredige vertegenwoordiging?
alle uitgebrachte stemmen : 150 =
kiesdeler
alle op 1 partij uitgebrachte stemmen : door de kiesdeler =
aantal zetels dat een partij krijgt in de 2e Kamer
8.000.000 : 150 = 60.000
Partij A heeft 240.000 stemmen gekregen =
4 zetels in de 2e Kamer
Slide 16 - Diapositive
Verkiezing leden van de 2e Kamer(nu):
rechtstreeks gekozen door mannen en vrouwen (1919)
'direct gekozen'
150 leden (sinds 1956)
kamerleden
ministers
(vak K)
publiek
Slide 17 - Diapositive
Verkiezing 1e Kamerleden (nu):
volk kiest leden Provinciale Staten =
bestuur in de provincie
leden Provinciale Staten kiezen 1e Kamerleden >
indirecte of getrapte verkiezingen
ministers
publieke
tribune
1e Kamerleden
Slide 18 - Diapositive
Belang grondwetswijziging 1848 (Thorbecke)
- ministeriële verantwoordelijkheid
- koninklijke onschendbaarheid
- 2e Kamer direct gekozen middels censuskierecht (6 % van de mannelijke bevolking ....)
- 1e Kamer indirect gekozen (via Provinciale Staten)
- grondrechten uitgebreid met:
1. vrijheid van godsdienst
2. vrijheid van meningsuiting
3. vrijheid van drukpers
- rechten van het parlement uitgebreid met:
recht om een wetsvoorstel te veranderen
2e Kamer
Slide 19 - Diapositive
- rechten parlement uitgebreid met:
recht van amendement =
het recht van de 2e kamer om een wetsvoorstel te veranderen
recht van initiatief =
het recht van de 2e Kamer om een wetsvoorstel in te dienen
recht van enquête =
het recht van de 1e en 2e Kamer om een onderzoek in te stellen naar (een deel van) het kabinetsbeleid
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Vidéo
politieke partijen in Ned. ontstonden n.a.v. 3 'kwesties':
1. de schoolstrijd =
de strijd voor de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs (door) confessionele partijen, ARP en RKSP
2. de kiesrechtkwestie =
de strijd voor invoering van het algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen (SDAP)
3. de sociale kwestie =
het armoedeprobleem, verergerd door de industrialisatie > slechte woon- en werksituatie
Slide 22 - Diapositive
Andere tijden:
de schoolstrijd
(15 minuten)
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
documentaire over:
sociale kwestie
stemrecht en
schoolstrijd
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
'Pacificatie' =
grondwetswijziging van 1917:
- algemeen mannenkiesrecht en
- passief kiesrecht vrouwen
- schoolstrijd opgelost door
- financiële gelijkstelling ond.
- evenredige vertegenwoordiging
Slide 27 - Diapositive
Wat weten we van staatsinrichting?
Slide 28 - Diapositive
Waaraan denken we bij: parlement
Slide 29 - Carte mentale
censuskiesrecht is:
Slide 30 - Question ouverte
Troelstra was de leider van
Slide 31 - Question ouverte
Zet de volgende vorsten in de juiste chronologische volgorde: Wilhelmina - Willem III - Juliana - Willem Alexander - Beatrix
Slide 32 - Question ouverte
Thorbecke was
A
een liberaal
B
een socialist
C
een geestelijk leider
D
een feminist
Slide 33 - Quiz
In 1815 werd
A
veel macht aan de koning gegeven
B
de 2e Kamer gekozen door de rijke burgers
C
Ned. een parlementaire democratie
D
de 1e Kamer door de provincie gekozen
Slide 34 - Quiz
De grondwet van 1848 kwam tot stand doordat:
A
de koning dat graag wilde
B
Thorbecke aan de macht kwam
C
het gewone volk dit eiste
D
er revolutie dreigde
Slide 35 - Quiz
ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat een minister:
A
niet verantwoordelijk is voor een kamerlid
B
verantwoording moet afleggen aan parlement
C
veel meer macht kreeg
D
verantwoording moet afleggen aan de koning
Slide 36 - Quiz
dat de koning onschendbaar werd betekende dat de koning:
A
de koning kon doen en laten wat hij wilde
B
onder toezicht staat van de regering
C
verantwoording moet afleggen aan het volk
D
verantwoording moet afleggen aan regering
Slide 37 - Quiz
vanaf 1848:
A
werd de 2e Kamer gekozen door het volk
B
mochten ook vrouwen stemmen
C
mochten alle mannen van 18 + stemmen
D
waren er meer grondrechten
Slide 38 - Quiz
Doordat de liberalen steeds machtiger werden in Nederland:
A
werden invoerrechten afgeschaft
B
bemoeide de overheid zich minder met de economie
C
nam de vrijhandel af
D
werden de arbeiders beter beschermd door de overheid
Slide 39 - Quiz
onder Willem II kwam de volgende grondwet tot stand:
A
1917
B
1848
C
1813
D
1887
Slide 40 - Quiz
De sociale kwestie:
A
sloeg op de enorme armoede onder het arbeiders
B
leidde tot het oprichten van de SDAP
C
zette liberalen aan tot kritiek op het kapitalisme
D
kwam voort uit de industrialisatie
Slide 41 - Quiz
Binnen het socialisme past:
A
koning Willem III
B
Thorbecke
C
premier Rutte
D
Domela Nieuwenhuis
Slide 42 - Quiz
de pacificatie is de grondwetswijziging uit:
A
1815
B
1848
C
1917
D
1983
Slide 43 - Quiz
communisten zijn voor:
A
het organiseren van een revolutie
B
een klassenloze samenleving
C
vrouwenemancipatie
D
het oplossen van de sociale kwestie
Slide 44 - Quiz
Schaepman was de leider van:
A
de liberale unie
B
de SDAP
C
de ARP
D
de SDAP
Slide 45 - Quiz
Luxemburgse kwestie maakte duidelijk dat
A
koning Willem III moeite had te leven met '1848'
B
de regering niet meer deed wat de koning wilde
C
het parlement haar zin doordreef
D
koning Willem I minder macht had
Slide 46 - Quiz
de volgende rechten hebben zowel de 1e als de 2e Kamer: