Les 2 Gemaakt in de fabriek

Les 2: Gemaakt in de Fabriek
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Les 2: Gemaakt in de Fabriek

Slide 1 - Diapositive

Les 2: Gemaakt in de Fabriek
Aan het eind van de les:
  • Kunnen we uitleggen wat een product is en voorbeelden noemen.
  • Kunnen we uitleggen wat een productielijn is.
  • Kunnen we uitleggen hoe materialen kunnen worden bewerkt met behulp van machines.

Slide 2 - Diapositive

Stap 1
  • Wat is dit?
  • Product  = Iets wat gemaakt is.
  • Kun je producten noemen die nodig zijn? Waarom zijn ze nodig?
  • Kun je producten noemen die leuk zijn? Zijn ze nodig? Waarom?

Slide 3 - Diapositive

Noem voorbeelden van producten.
(Zo veel mogelijk!) :)

Slide 4 - Question ouverte

  • Schoolstoel 
  • Bioscoopstoel 

Slide 5 - Diapositive

Noem eisen van een bioscoopeigenaar voor het gebruiken van bioscoopstoelen.

Slide 6 - Question ouverte

Stap 2
  • Wat zie je als je producten uit elkaar haalt?
  • Sommige producten zijn eenvoudige producties, sommige producten zijn gecompliceerder.
  • Denk eens aan een computer.

Slide 7 - Diapositive

Welke spullen uit het lokaal zijn in elkaar geschroefd? Noem er minimaal 2.

Slide 8 - Question ouverte

Welke producten zijn aan elkaar gelijmd in de klas? Noem er minimaal 3.

Slide 9 - Question ouverte

Welke producten zijn aan elkaar genaaid? Noem er minimaal 3.

Slide 10 - Question ouverte

Welke onderdelen zie je als je schrijft?

Slide 11 - Question ouverte

Welke onderdelen kun je alleen zien als je de pen uit elkaar haalt?

Slide 12 - Question ouverte

Computer
Fabriek

Slide 13 - Diapositive

Maak de oefening op het werkblad
SUCCES!
timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

Welke producten kun je zonder gereedschap bewerken?
A
Karton
B
Glas
C
Klei
D
Papier

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Wat is het voordeel van produceren met machines?

Slide 17 - Question ouverte

Welk team werkt het snelst? Rood of blauw?
A
Blauw, duhhhhh
B
Rood, ik weet het zeker!

Slide 18 - Quiz

Waarom?

Slide 19 - Question ouverte

De kinderen bij het winnende team vormen nu een .... .

Wat moet er op de puntjes '...' ?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Wat is het grote verschil?
Bedenken maar!

Slide 23 - Diapositive