les 9 - 18 maart 2025

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui c'est jeudi 20 mars

au programme

• correction des devoirs
• de ontkenning
• les devoirs 

Présence

tout le monde est présent?

Chapitre 2

C'est si bon!

Objectifs H2

aan het einde van H2, 

Dit hoofdstuk gaat over iets kopen.

Je leert:

- woorden die te maken hebben met eten en drinken en kunt deze gebruiken. 

- een gesprek waarin jongeren iets bestellen op een terras begrijpen. 

- zinnen over eten en drinken schrijven.

- een tekst over een restaurant begrijpen. (lire)

- regelmatige werkwoorden op -er en kunt deze gebruiken. 

- de ontkenning en kunt deze gebruiken. 

Les buts

- Je kunt de ontkenning gebruiken. (A1)

- Je kunt een inschrijfformulier invullen. (A1)

 

écouter

On va écouter une chanson.

Markeer / onderstreept de vertaling van niet/geen in het Frans. 

Deze bestaat uit 2 woordjes. Het komt 7 keer voor in het liedje.

De ontkenning - La négation

Wat zou volgens jou de regel van de ontkenning zijn?

De regel - La règle

De regel is altijd de volgende:

Je zet 'ne' altijd voor de persoonsvorm,

'pas' zet je er altijd achter!

Bijvoorbeeld:

Je regarde la télé.

Je ne regarde pas la télé.

Let op! Attention!

Wanneer het werkwoord begint met een klinker (a/e/i/o/u) of een "h", dan verandert ne in n’.

Voorbeelden

J’habite à Hoofddorp. -->  Je n’habite pas à Hoofddorp.

J’aime le poisson. -->  Je n’aime pas le poisson.

Stappenplan ontkenning

Stap 1:  zoek de persoonsvorm

Stap 2: zet ne ervoor en pas erachter.

Stap 3: controleer of je persoonsvorm begint met een klinker'/ stomme "h", zo ja verander de ne in n'

Let op: c'est wordt --> ce n'est pas

Twee praktische tips:

Tip 1: het vinden van de persoonsvorm.
Om de persoonsvorm te vinden, zoek naar:

- namen

- woorden als: je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles

De persoonsvorm staat hier altijd direct achter!

Tip 2: overzicht tijdens het so/proefwerk.
Als je op het so/proefwerk de persoonsvorm onderstreept, maak je het voor jezelf overzichtelijk waar de ontkenning moet komen te staan.

De ontkenning - La négation

                                                                             Uitleg filmpje

We gaan oefenen!

Maak ontkennend:

Ils aiment la musique.

1. Ils ne aiment pas la musique.
2. Ils n'aiment pas la musique.
3. Ils ne pas aiment la musique.

Maak ontkennend:

Jules est sympa.

1. Jules n'est pas sympa.
2. Jules ne pas est sympa.
3. Jules ne est pas sympa.

Maak ontkennend:

Elle mange une glace.

1. Elle n'mange pas une glace.
2. Elle ne mange pas une glace.
3. Elle ne pas mange une glace.

Maak ontkennend:

Anna habite à Toulouse.

1. Anna ne habites pas à Toulouse.
2. Anna n'habites pas à Toulouse.
3. Anna ne habite pas à Toulouse.
4. Anna n'habite pas à Toulouse.

Maak ontkennend:

Elle travaille à la boulangerie.

1. Elle ne travaille pas à la boulangerie.
2. Elle travaille à la boulangerie ne pas.
3. Elle ne pas travaille à la boulangerie.
4. Elle travaille pas à la boulangerie.

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Ce n'est pas ici.
2. Elle ne mange pas.
3. Anna ne pas regarde
4. Je ne parle pas français.

Maak de volgende zin ontkennend.

Nous sommes au collège.

Maak de volgende zin ontkennend.

On travaille bien.

Maak de volgende zin ontkennend.

Le prof parle anglais.

Maak de volgende zin ontkennend.

Il oublie son agenda.

Maak de volgende zin ontkennend.

Elles habitent à Zwolle.

Maak de volgende zin ontkennend.

C'est un fromage super!

Maak de volgende zin ontkennend.

Isa et Jara adorent la musique.

Les chiffres 0 - 69

• We draaien aan het rad.
• Noteer het getal wat op komt poppen in cijfers.
• Op 3 draai je jouw papier om om te laten zien welk getal je hebt! 

au travail-
les devoirs

C'est si bon!

réviser: A, B, C, D , E et F

apprendre: la négation - les chiffres

faire: 31 - 35

           

Je kunt de ontkenning gebruiken. (A1)

Je kunt een inschrijfformulier invullen. (A1)

au travail-
les devoirs

C'est si bon!

réviser: A, B, C, D , E et F

apprendre: la négation - les chiffres

faire: 31 - 35