H1.2 Onderzoeken

• Nask
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

H1 Een nieuw vak

Par. 2 Onderzoeken

 

Leerdoelen

Wetenschappelijke methode

(onderzoek doen)

1. Onderzoeksvraag (wat wil je weten?)

2. Experiment bedenken en uitvoeren

3. Resultaten opschrijven in tabellen en grafieken

4. De conclusie (antwoord)

Het pennetje gebruik ik wanneer de leerlingen aantekeningen moeten maken in hun map.

Wat zou jij eens willen onderzoeken?

Tijdens het uitvoeren van het experiment

Je moet nauwkeurig waarnemen wat er gebeurt

Dit doe je met je zintuigen (zien, horen, voelen, ruiken, proeven)

Om heel precies te kunnen waarnemen gebruik je ook meetinstrumenten

Welke meetinstrumenten
gebruik je bij NaSk?

Janna heeft het eten laten aanbranden.
Hoe weet ze dat vanuit de woonkamer?

Veilig waarnemen

Ruik nooit direct uit een fles met onbekende vloeistof

Grootheden en eenheden

Grootheid is een eigenschap die je meet 

Eenheid is een hoeveelheid of maat

Grootheid	Eenheid
Massa	Kilogram (kg), gram (g), milligram (mg)
Lengte	Kilometer (km), meter (m), millimeter (mm)
Tijd	Uur (h), seconde (s), milliseconde (ms)

Welke grootheid geeft aan hoe lang een voorwerp is?

1. Seconde
2. Massa
3. Lengte
4. Meter

Welke eenheid heb je nodig om te meten hoeveel suiker je nodig hebt om een taart te bakken?

1. Massa
2. Gram
3. Tijd
4. Kilometer

Welke grootheid meet je met een stopwatch?

1. Uren
2. Lengte
3. Meter
4. Tijd

1) Welke waarnemingen mag je altijd doen bij een onderzoek?

1. Horen en proeven
2. Horen en zien
3. Proeven en voelen
4. ruiken en voelen

Waarom mag je bij NaSk nooit proeven van een stof?

3) Je wilt voorzichtig ruiken aan een fles met een onbekende vloeistof. Zet de stappen in de juiste volgorde

1.

2.

3.

4.

Haal de dop van de fles

Houd de fles een beetje van je af

Snuif een beetje van de lucht op

Wuif met je hand boven de fles, zodat de damp wordt verdeeld in de lucht 

4a) Wat staat er in de onderzoeksvraag?

4b) Leg uit wat de conclusie van een onderzoek is

5) Welk zintuig gebruik je waarvoor?

Huid

Neus

Ogen

Oren

Tong

Horen

Proeven

Ruiken

Voelen

Zien

6a) Geef aan of het goed of fout is wat Jens doet:
'Jens houd een fles met onbekende vloeistof vlak onder zijn neus'

1. Goed
2. Fout

6b) Geef aan of het goed of fout is wat Jens doet:
'Jens houd de fles een beetje van zich af'

1. Goed
2. Fout

6c) Geef aan of het goed of fout is wat Jens doet:
'Jens wuift een beetje damp naar zijn neus'

1. Goed
2. Fout

7a) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Gaat elektriciteit door een plastic buis heen?'

1. Onderzoeksvraag
2. Conclusie

7b) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Wie is het langst in deze klas?'

1. Onderzoeksvraag
2. Conclusie

7c) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'De zon komt iedere dag op in het oosten'

1. Onderzoeksvraag
2. Conclusie

7d) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Serge wil weten hoe hoog het klaslokaal is'

1. Onderzoeksvraag
2. Conclusie

7e) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Papier brandt beter dan hout'

1. Onderzoeksvraag
2. Conclusie

7f) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Nick is het langste van de klas'

1. Onderzoeksvraag
2. Conclusie

Ik kan beschrijven wat de onderzoeksvraag en de conclusie van een onderzoek zijn

0100

Huiswerk voor de volgende keer

opdrachten 1.2