Chez le docteur bron A

chez le médecin / chez le docteur
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

chez le médecin / chez le docteur

Slide 1 - Diapositive

Welke Franse woorden
kan je vinden in de vocabulaire over 'het lichaam'
?

Slide 2 - Carte mentale

3

Slide 3 - Vidéo

00:22
Wat betekent:
J'ai mal à / au....?

Slide 4 - Question ouverte

00:28
Hoe zeg je:
Ik heb keelpijn?

Slide 5 - Question ouverte

00:37
Welke lichaamsdelen heb je gezien?

Slide 6 - Carte mentale

Hoe zeg je dat je ergens pijn hebt
A
J'ai mal à....
B
Je suis mal à...
C
Je vais mal.

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'la gorge'
A
De neus
B
Het hoofd
C
De mond
D
De keel

Slide 8 - Quiz

Wat zijn 'des problèmes de peau'
A
Een virus
B
Allergische reactie
C
Huidproblemen
D
Toiletproblemen

Slide 9 - Quiz

"Comment ça se passe? " Wat wordt hier uitgelegd?
A
Hoe het verloopt als je naar de dokter gaat.
B
Hoe je en afspraak moet maken met de dokter

Slide 10 - Quiz

Les parties du corps
Un oeil [spreek uit: un euj ] = een oog
Les yeux [ spreek uit: lee-ziejeu] =
 de ogen

Wanneer je pijn hebt aan een gedeelte van het lichaam:
Bij vr. :  J'ai mal à la  ... 
Bij mann.:  J'ai mal au..... 
Bij meervoud:  J'ai mal aux...  

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Qu'est-ce que tu vas faire? (AG2)
Exercices:
4 kruis de namen van Franse bergketens aan
5a Kruis de zinnen aan die horen bij de tekst: Sur la piste de ski
6a,b combineer de juiste woorden en vertaling en maak daarna de puzzel
7a Schrijf de juiste antwoorden achter de vragen. De zinnen staan in de tekst.
7b Schrijf de juiste zinnen bij de afbeeldingen
Je leest ex. 8.
Klaar? Leer de woorden en de zinnen Fa-Ne en Ne-fa van bron A (p.40)
timer
20:00

Slide 13 - Diapositive

Qu'est-ce que tu vas faire? (AH2)
Exercices:
5a  Lees de tekst "déconnectée" en  kies het juiste woord.
6a groepeer de woorden in de kolommen en bedenk voor elke kolom een titel
6b Kies het juiste woord
6c Vertaal in het Frans
7 Geef twee antwoorden op de vraag: Qu'est-ce que tu as? Wat heb je?
Je leest ex. 8.
Klaar? Leer de woorden en de zinnen Fa-Ne en Ne-fa van bron A (p.40)
timer
20:00

Slide 14 - Diapositive

Welke woorden / zinnen mis je nog bij dit onderwerp?

Slide 15 - Question ouverte

Quels mots est-ce que tu as appris?Welke woorden heb je geleerd?

Slide 16 - Question ouverte