H4 Spelling ww

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
10:00
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog van Spelling H4?
  • Theorie Spelling H4 werkwoorden
  • Opdrachten maken bij Spelling H4 werkwoorden

Doel van deze les: Je weet hoe je werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk 11 april
Spelling werkwoorden Hoofdstuk 4:
Meer lastige werkwoordsvormen.




Slide 3 - Diapositive

Spelling H4
 Wat is de juiste spelling?

Slide 4 - Diapositive

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 5 - Quiz

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 6 - Quiz

pannenkoek
want:

het eerste deel is een znw met een meervoud op -en

(extra 'n' nodig vanwege uitstpraak;
anders staat er 'panenkoek')

Slide 7 - Diapositive

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 8 - Quiz

secondewijzer
want

het eerste deel is wel znw,
maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes

Slide 9 - Diapositive

Spelling werkwoorden H4
Wat weet je nog?

Slide 10 - Diapositive

Wat is de pv-vt-zwak?
Jullie verven - Jullie (...)

Slide 11 - Question ouverte

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte
  • enkelvoud: ik-vorm tt + 'de' of 'te': stuurde, fietste
  • meervoud: ik-vorm tt + 'den' of 'ten': stuurden, fietsen
Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' en gebruik je 't Kofschip.

Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep
  • Je gebruikt de verlengproef om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt. binden - bond, zitten - zat
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk, behalve als het voor de uitspraak nodig is.

Slide 12 - Diapositive

Geef aan hoe je de pv schrijft en of het een sterk of zwak werkwoord is. kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 13 - Question ouverte

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 
  • Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk. 
teleurstellen - teleurgesteld (vd) -  een teleurgesteld (bn) mens
verwoesten - verwoest (vd) - het verwoeste (bn) huis

  • Soms moet je voor de uitspraak -tt-  of -dd- schrijven: 
bekladden - beklad (vd) - de bekladde (bn) mur

Slide 14 - Diapositive

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

de (verwoesten) stad

Slide 16 - Question ouverte

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
(bakken) .... brood

Slide 17 - Question ouverte

Kijk per zin of het werkwoord als een voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord is opgeschreven. Sleep het juiste vakje naar de zin. 
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.


Slide 18 - Question de remorquage

Tip:
 Bekijk het uitlegfilmpje in de online methode. In dit filmpje wordt de theorie uitgelegd en er wordt een aantal voorbeelden gebruikt om de theorie te verhelderen. 

Maak de opdrachten met je theorie ernaast. 
Als je twijfelt over een antwoord, kan de theorie je op weg helpen.

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag!
Maak de opdrachten van Spelling werkwoorden hoofdstuk 4: Meer lastige werkwoordsvormen. 

Klaar? Check of je alle opdrachten van Spelling H4 en Spelling H4 boven de 60% hebt gescoord. Daarna kun je gaan lezen of Nieuwsbegrip maken.

Slide 20 - Diapositive

Wat is de juiste spelling?

Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.
A
verpootte
B
verpoote
C
verpotte
D
verpote

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

... (verblinden) de laagstaande zon gisteren de chauffeur van het bestelbusje?
A
verblinde
B
verblindde

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).

A
verwende, wachtten
B
verwendde, wachten
C
verwende, wachten
D
verwendde, wachtten

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

De zakenman ... (trachten) zijn mooi ... (inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te verhuren.
A
trachte, ingerichte
B
trachtte, ingerichtte
C
trachte ingerichtte
D
trachtte, ingerichte

Slide 24 - Quiz

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald:
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Huiswerk 11 april
Spelling werkwoorden Hoofdstuk 4: Meer lastige werkwoordsvormen.

Maak de opdrachten van Spelling H4: Tussenletters in samenstellingen onder de 60% opnieuw.



Slide 26 - Diapositive