Taalcompleet 6.6 Welk? Welke? A1

Thema 6: De kleding
Ga naar LessonUp.app en log in met de code
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 6: De kleding
Ga naar LessonUp.app en log in met de code

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan wij deze les leren?
1) Aan het einde van deze les kan ik ‘wie, wat, waar, wanneer, waarom, welk/welke' gebruiken in een vraagzin.

2) Aan het einde van deze les kan ik het werkwoord ‘willen’  vervoegen met ik/jij/u/hij/zij/het/wij/jullie/ze.

3) Aan het einde van deze les kan ik samen met een klasgenoot oefenen met het maken van vraagzinnen

Slide 2 - Diapositive

Dit is .........
A
de rok
B
het pak
C
nette kleren
D
de jurk

Slide 3 - Quiz

Dit is .........
A
de rok
B
het pak
C
nette kleren
D
de jurk

Slide 4 - Quiz

Dit is .........
A
de jas
B
het pak
C
nette kleren
D
de schoenen

Slide 5 - Quiz

Dit is .........
A
het overhemd
B
de bloes
C
de trui
D
de jurk

Slide 6 - Quiz

Thema 6.6.
Welk? Welke?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Met welk en welke kun je een vraag stellen.

Welke smaak ijs vind je lekker?
Welke leerling is 13?
Welk huis is van jou?
Welk rokje vind je leuk?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Welk of welke?
___ jaar is het?
A
Welk
B
Welke

Slide 11 - Quiz

Welk of welke?
____ fruit vind jij lekker?
A
Welk
B
Welke

Slide 12 - Quiz

Welk of welke?
___ kleur vind jij leuk?
A
Welk
B
Welke

Slide 13 - Quiz

Welk of welke?
___ dag is het vandaag?
A
Welk
B
Welke

Slide 14 - Quiz

Welk of welke?
___ jongen is lief?
A
Welk
B
Welke

Slide 15 - Quiz

Welk of welke?
___ meisje is aardig?
A
Welk
B
Welke

Slide 16 - Quiz

Welk of welke?
____ muziek vind jij leuk?
A
Welk
B
Welke

Slide 17 - Quiz

6.7 Welke sieraden draagt zij?

Slide 18 - Diapositive

de oorbel
de armband
de bril
de handschoenen
de ringen
het horloge

Slide 19 - Question de remorquage

Tegenwoordige tijd van het werkwoord willen
ik
wil
jij
wil, wilt
u
wilt
hij/zij/het
wil
wij/jullie/zij
willen

Slide 20 - Diapositive

Oefenen
1) Ik..........vandaag iets leuks doen.
2) De kinderen.............samen spelen.
3) Mees..........graag meester worden.
4) Zij...............graag grapjes maken.
5) Wat jullie............kan echt niet.
6) Bart en Emma ............naar een pretpark.

Slide 21 - Diapositive

Antwoorden
1) Ik....wil......vandaag iets leuks doen.
2) De kinderen.......willen......samen spelen.
3) Mees.....wil.....graag meester worden.
4) Zij.......wil........graag grapjes maken.
5) Wat jullie......willen......kan echt niet.
6) Bart en Emma ..willen..........naar een pretpark.

Slide 22 - Diapositive

Oefenen 2
Maak samen zinnen met de plaatjes hieronder. Gebruik het werkwoord 'willen'.
Persoon 1: Vraagzin maken met 'welk' of 'welke'
Persoon 2: Geef antwoord met 'ik/jij/u/hij/zij/het/wij/jullie/ze'

Slide 23 - Diapositive

Samen oefenen
Welke schoenen wil hij?
Hij wil Nike schoenen

Welke kleur t-shirts willen zij kopen?
Zij willen witte t-shirts kopen.

ik
wil
jij
wil, wilt
u
wilt
hij/zij/het
wil
wij/jullie/zij
willen

Slide 24 - Diapositive

ik
wil
jij
wil, wilt
u
wilt
hij/zij/het
wil
wij/jullie/zij
willen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Wat hebben we geleerd?
1) Aan het einde van deze les kan ik ‘wie, wat, waar, wanneer, waarom, welk/welke' gebruiken in een vraagzin.


2) Aan het einde van deze les kan ik het werkwoord ‘willen’ vervoegen met ik/jij/u/hij/zij/het/wij/jullie/ze.

3) Aan het einde van deze les kan ik samen met een klasgenoot oefenen met het maken van vraagzinnen


Slide 30 - Diapositive