Elvira en Fleur - inhalen

Wat weet je al over:
bijwoorden & bijvoeglijke naamwoorden?
1 / 18
suivant
Slide 1: Carte mentale
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je al over:
bijwoorden & bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 1 - Carte mentale

Grammar 9A Adverbs & Adjectives
adjective = een bijvoegelijk naamwoord. 
adverb = een bijwoord. 

Een adjective geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord (noun) 
Een adverb zegt iets over het werkwoord (verb) 

That is a fantastic song.
She always sings beautifully

Slide 2 - Diapositive

Adjectives 
We eat salted popcorns = salted zegt in deze zin iets over de popcorn. Popcorn is zelfstandig naamwoord. 

He loves red cars = red zegt iets over de auto. Auto is een zelfstandig naamwoord. 

Een adjective staat meestal voor de noun!



Slide 3 - Diapositive

Adjective
Een adjective komt ook na werkwoorden als:
to be, to look, to taste, to feel, to seem, to smell, to appear
(een aantal hiervan zijn te onthouden als zintuigelijke werkwoorden)

I look amazing in my new dress.  
We are serious about our singing career.  
He seems nice in interviews. 
You smell awful!

Slide 4 - Diapositive

Adverbs
Adverbs zeggen iets over hoe vaak iets gebeurd of over de manier waarop iets gebeurd. Ze zeggen dus iets over het werkwoord.
Ze zeggen iets over HOE iets gebeurd. 

She sings beautifully - beautifully zegt iets over HOE ze zingt. Zingen is een werkwoord. 
He walks funnily! - funnily zegt iets over HOE hij loopt. Lopen is een werkwoord. 

Slide 5 - Diapositive

Adverbs
Adverbs worden meestal geplaatst voor het hoofdwerkwoord.
Je kunt een adverb vaak herkennen aan -ly. 

We usually watch the news on the couch. 
never watched a horror film by myself.  
Never is in deze zin een Adverb of frequency, het zegt iets over HOE vaak iets gebeurd. 

Slide 6 - Diapositive

Adverbs: The rule + Uitzonderingen

Slide 7 - Diapositive

Maak een zin met een adjective!
Kies uit - funny/great/perfect/awesome

Slide 8 - Question ouverte

Maak een zin met een adverb!
Kies uit: beautifully/horribly/seriously/perfectly

Slide 9 - Question ouverte

Grammar 9b Adverbs of frequency
Adverbs of frequency vertellen hoe vaak iets gebeurd:
always, never, sometimes etc. 

Meestal plaats je ze voor het hoofdwerkwoord: 
We always take the bus to school. 
Maar NA een vorm van to be!
He is never on time.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Zet beautifully op de juiste plek:
The girl dresses.

Slide 12 - Question ouverte

Have you seen the ........ clown yet?
A
cheerful
B
cheerfully

Slide 13 - Quiz

Adjectives and adverbs
She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 14 - Quiz

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 15 - Quiz

Adjectives/adverbs:
Luigi speaks English.
A
fluently
B
fluent

Slide 16 - Quiz

When do we use adverbs of frequency? Before the .....

Slide 17 - Question ouverte

Do: 
 Page 160
Translate stone 6 - do exercise 44a/46a
Page 164 
Exercise 49a/b/c/d - 50a/b - 51b & c, 52a 
Stuur foto's of maak online (stepping stones online)
Stuur mij een berichtje als alles klaar is!
Dus ook als je online werkt
Ik ga niet akkoord met half werk! Dus maak het serieus en goed

Slide 18 - Diapositive