KGT 5.3 Energiebronnen en capaciteit

5.3 Energiebronnen en capaciteit
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.3 Energiebronnen en capaciteit

Slide 1 - Diapositive

Spanning

Slide 2 - Diapositive

Spanningsbronnen
1

Slide 3 - Diapositive

Spanningsbronnen
2
3

Slide 4 - Diapositive

Chemische spanningsbron
1

Slide 5 - Diapositive

Spanningsbronnen
Batterij
Stopcontact

Slide 6 - Diapositive

Spanningsbronnen

Slide 7 - Diapositive

Een spanningsbron levert...
A
elektrische energie
B
chemische energie
C
licht
D
warmte

Slide 8 - Quiz

Wat is een spanningsbron?
A
Snoertjes
B
Batterij
C
Lampjes

Slide 9 - Quiz

Welke spanningsbron levert 230V?
A
Dynamo
B
Batterij
C
Accu
D
Stopcontact

Slide 10 - Quiz

Een batterij is een chemische spanningsbron.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Batterijen die in serie geschakeld zijn, leveren samen een hogere spanning dan losse batterijen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Batterijen serie schakelen
1
2
3
4
5
6

Slide 13 - Diapositive

Spanning groter maken
Als je een hogere spanning nodig hebt moet je batterijen in serieschakeling koppelen (+ van een aan - van ander)

3 batterijen van 1,5 V = 4,5 V

Een batterij van 9 V bestaat uit 6 kleine 1,5V batterijtjes

Slide 14 - Diapositive

Berekening:
De accu van een laptop levert 14,4 V cellen van 3,6V. Hoeveel batterijen zijn hier in serie geschakeld?


3,614,4=4batterijen

Slide 15 - Diapositive

Serie schakeling





- Netto spanning 3 V
- Voordeel: Hogere spanning
Parallel schakeling





- Netto spanning 1,5 V
- Voordeel: gaat langer mee
EXTRA UITLEG

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel spanning leveren een batterij van 2,0 Volt en 4,0 Volt bij elkaar op als ze in serie staan?
A
-2,0 Volt
B
6,0 Volt
C
3,0 Volt
D
Niks, ze exploderen

Slide 17 - Quiz

Een blokbatterij levert een spanning van 9 volt.
De batterij bestaat uit 6 cellen die in serie geschakeld zijn.
Hoe groot is de spanning van elke cel?
A
1,5 V
B
6 V
C
9 V
D
13,5 V

Slide 18 - Quiz

als ik een hogere spanning wil krijgen moet ik de batterijen...
A
in serie zetten
B
parallel zetten
C
maakt niet uit
D
kan niet

Slide 19 - Quiz

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 20 - Quiz

Wat is de spanning?
A
0V
B
12V
C
48V

Slide 21 - Quiz

Wat is de spanning?
A
0V
B
6V
C
12V
D
24V

Slide 22 - Quiz

Aan het werk
Maak opgave 56 t/m 66
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

CAPACITEIT
Alle batterijen hiernaast leveren 1,5 V

Maar je hebt dikke en dunne batterijen

Welke batterij gaat het langste mee?

Dik - meer chemische stoffen in de batterij - gaan langer mee

1

Slide 24 - Diapositive

Capaciteit
 



Symbool: C
Eenheid: Ah (Ampère-uur) of mAh (milli Ampère-uur)
C=It
Capaciteit=stroomsterktetijd

Slide 25 - Diapositive

Capaciteit
  • De tijd dat een batterij een bepaalde stroomsterkte kan leveren.

  • 2 000 mAh gaat twee keer zo lang mee als een batterij van 
       1 000 mAh

Slide 26 - Diapositive

Berekeningen

Slide 27 - Diapositive

Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden. 

Een iPhone 7 batterij heeft een capaciteit van 1.960 mAh 

Slide 28 - Diapositive

Capaciteit:
  • De hoeveelheid elektriciteit opgeslagen in een batterij.
  • Wordt opgegeven in mAh
  • 2 000 mAh gaat twee keer zo lang mee als een batterij van 
       1 000 mAh

Slide 29 - Diapositive

Dikke en dunne batterijen
Alle batterijen zijn 1,5 V.

Welke gaan langer mee?



Dik - meer chemische stoffen in de batterij - gaan langer mee

1

Slide 30 - Diapositive

Wat voor voordeel heeft een dikke batterij?
A
Het gaat langer mee
B
Het levert een hogere spanning
C
Het levert meer stroom
D
Het past in de nodige apparaten

Slide 31 - Quiz

Welke batterij gaat langer mee?
Een batterij van 0,1 mA of 0,09 mA.
A
0,1 mA
B
0,09 mA

Slide 32 - Quiz

Een accu kan 10 ampère voor 5 uur leveren. Bereken de capaciteit van de accu.
A
Capaciteit = 10 / 5 = 2 Ah
B
Capaciteit = 10 x 5 = 50 Ah
C
Capaciteit = 10 - 5 = 5 Ah
D
Capaciteit = 10 + 5 = 15 Ah

Slide 33 - Quiz

Een lampje dat 50 mA verbruikt kan op een volle batterij 16 uur branden. Wat is de capaciteit van de batterij?
A
800 mAh
B
1600 mAh
C
3,125 mAh
D
0,32 mAh

Slide 34 - Quiz

Een batterij wordt aangesloten op een lampje. Het lampje gebruikt 0,5 A.
De capaciteit van de batterij is 7000 mAh.
Bereken hoelang het lampje op deze batterij kan branden?
A
14 uur
B
3500 uur
C
3500000 s
D
14 000 uur

Slide 35 - Quiz

C = 100 mAh betekent dat een accu één uur lang 100 mA aan stroom kan leveren.

Hoe snel is deze accu leeg als je 200 mA zou gebruiken?
A

Slide 36 - Quiz

Aan het werk
Maak opgave 67 t/m 75

Slide 37 - Diapositive