wereld

wereld - eind
43 vragen over het wel en wee van de wereld.
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

wereld - eind
43 vragen over het wel en wee van de wereld.

Slide 1 - Diapositive

Verstedelijking wordt versterkt door
A
ruraal-urbane migratie
B
ruraal-rurale migratie
C
urbaan-rurale migratie
D
urbaan-urbane migratie

Slide 2 - Quiz

wat is de totale waarde van de productie van alle personen met dezelfde nationaliteit?
A
bbp
B
bnp
C
bbp/persoon
D
bnp/persoon

Slide 3 - Quiz

Van semiperiferie naar centrum zien we een stijging van het aandeel tertiair in de economie en een daling van secundair. Hoe wordt dit daling genoemd? (tip: vergeet het streepje niet)

Slide 4 - Question ouverte

Verstedelijking wordt versterkt door
A
een hoog geboortecijfer in steden
B
een hoge gemiddelde leeftijd in steden
C
sterke ontstedelijking

Slide 5 - Quiz

wereldsteden zijn belangrijk op drie gebieden. Welke drie?

Slide 6 - Question ouverte

Koopkracht gaat over
A
een netto salaris na belasting te hebben betaald
B
inkomen, berekend naar aanleiding van prijzen
C
inkomen omgerekend naar dollars.

Slide 7 - Quiz

De sociale ongelijkheid in landen zoals India is groot. Hoe heet de lijn die sociale ongelijkheid aangeeft?

Slide 8 - Question ouverte

De verstedelijking in de semiperiferie
A
kwam later op gang dan die in Europa
B
kwam eerder op gang dan die in Europa
C
kwam gelijk op gang met die van Europa

Slide 9 - Quiz

Wat is beroepsbevolking?
A
mensen tussen de 20-65 jaar
B
mensen die niet meer werken
C
mensen in de tertiaire sector
D
mensen in de formele sector.

Slide 10 - Quiz

De bevolking van semiperifere landen
A
groeit
B
krimpt
C
blijft gelijk

Slide 11 - Quiz

Het HDI is het hoogst in
A
periferielanden
B
semi-periferielanden
C
centrumlanden

Slide 12 - Quiz

De HDI wordt berekend aan de hand van koopkracht, analfabetisme en ....

Slide 13 - Question ouverte

De HDI is een getal tussen de 0 en 1. Zo'n omgerekend getal noemen we een

Slide 14 - Question ouverte

De alfabetiseringsgraad is een graad. Wat voor getal is iets als het een graat is? Een ...

Slide 15 - Question ouverte

Veel demografische gegevens drukken we uit in een relatief getal. Daarvoor gebruiken we geen percentage, maar een

Slide 16 - Question ouverte

een land heeft een geboortecijfer van
16.5 promille en een sterftecijfer van 9.7 promille. Dit land zit in ...
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4

Slide 17 - Quiz

Bekijk de leeftijdsdiagram van India. In welke fase van het demografisch transitiemodel zit deze leeftijdsdiagram?
bevolkingsdiagram India
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 18 - Quiz

Welk van de onderstaande landen/gebieden heeft de grootste regionale ongelijkheid?
A
Bric-landen
B
West-Europese landen
C
derdewereldlanden

Slide 19 - Quiz

Welke ontwikkeling is tussen deze bevolkingsgrafieken zichtbaar? twee woorden.

Slide 20 - Question ouverte

India is duidelijk op weg naar meer ontwikkeling door meer industrie en diensten. India behoort tot...
A
het centrum
B
de semi-periferie
C
de periferie

Slide 21 - Quiz

Leg uit waarom de regionale ongelijkheid in BRIC-landen groter is dan in centrumlanden
timer
5:00

Slide 22 - Question ouverte

Natuurlijke bevolkingsontwikkeling
Sociale bevolkingsontwikkeling
Geboortecijfer
Sterftecijfer
Zuigelingensterfte
Vestigingsoverschot
Vertrekcijfer
Migratiesaldo
Vestigingscijfer
Vruchtbaarheidscijfer
Geboorte-overschot

Slide 23 - Question de remorquage

Grijze druk
Groene druk
Vrouwen leven langer dan mannen
Mensen geboren in fase 3
Dalend vruchtbaarheidscijfer

Slide 24 - Question de remorquage

Opkomende landen, middengroep en achterblijvers worden gerekend tot het
A
noorden
B
westen
C
zuiden
D
oosten

Slide 25 - Quiz

Tot welk deel van het
wereldsysteem behoort Mexico?

Slide 26 - Question ouverte

VN-welzijnsindex is een samenvoegsel van scores op koopkracht, analfabetisme en

Slide 27 - Question ouverte

Wat is demografische druk?
A
De verhouding van de bevolkingsdichtheid in meerdere gebieden
B
Verhouding van mensen die wel en niet productief werken
C
De bevolkingsgroei in een land en verhouding welke mensen tot welke leeftijdsgroep ze behoren.
D
De druk die een land/volk op een ander volk/land leveren

Slide 28 - Quiz

hoe reken je de demografische druk uit?
A
actieve/inactieve x 100%
B
actieve -inactieve x 100%
C
inactieve/actieve x100%
D
inactieve-actieve x100%

Slide 29 - Quiz

De diffusie van materiële en
cultuurelementen bevindt zich
in verschillende fasen. In welke
fase bevindt zich de diffusie van materiële
cultuurelementen zoals het drinken van Coca Cola?

Slide 30 - Question ouverte

Wat zegt bevolkingsdichtheid over welvaart?
A
helemaal niets
B
dat hoe dichter bevolkt, hoe rijker
C
dat hoe dichter bevolkt, hoe rijker
D
dan hoe dichter bevolkt, hoe groter de ruimtelijke ongelijkheid.

Slide 31 - Quiz

Wanneer neemt de ruimtelijke ongelijkheid in landen het meest toe?
A
van periferie naar semiperiferie
B
van semiperiferie naar centrum

Slide 32 - Quiz

Noem een demografisch verschil tussen Algerije en Frankrijk.

Slide 33 - Question ouverte

krottenwijken kom je enkel tegen in (a) en laat vooral (b) ongelijkheid zien
A
(a) Groot-Brittannië (b) sociale
B
(a) India (b) sociale
C
(a) Groot-Brittannië (b) ruimtelijke
D
(a) India (b) ruimtelijke

Slide 34 - Quiz

CO2-uitstoot creëert pas na decennia opwarming van de atmosfeer. Dit is afwenteling in
A
tijd
B
ruimte

Slide 35 - Quiz

Dat we oude kleding uit elkaar laten halen in Afrika is een voorbeeld van afwenteling in
A
tijd
B
ruimte

Slide 36 - Quiz

Op welk schaalniveau werkt klimaatverandering?

Slide 37 - Question ouverte

Dat bijna iedereen in de wereld wel lid is van een sociaal medium is een voorbeeld van
A
homogenisering
B
heterogenisering

Slide 38 - Quiz

Steden groeien door de trek van platteland naar stad, uitbreiding van steden en...

Slide 39 - Question ouverte

Wat doet het WTO?
A
Deze organisatie streeft er naar om vrijhandel in de wereld te bevorderen.
B
Deze organisatie geeft leningen aan ontwikkelingslanden.
C
Deze organisatie streeft er naar dat bedrijven uit ontwikkelingslanden een eerlijke prijs krijgen voor hun producten.
D
Deze organisatie helpt ontwikkelingslanden als er een ramp heeft plaatsgevonden.

Slide 40 - Quiz