Gezond leven

Deze les
  • Pak je agenda en schrijf het huiswerk op + huiswerkcontrole
  • Huiswerk bespreken
  • De- Wat weten jullie nog?- Quiz
  • Gezond leven opdracht
Huiswerk voor donderdag 24 maart:
BS 6 Opdracht 1 t/m 6 

Stof voor Toetsweek:
Thema 3: Bloedsomloop BS 1 t/m 6
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deze les
  • Pak je agenda en schrijf het huiswerk op + huiswerkcontrole
  • Huiswerk bespreken
  • De- Wat weten jullie nog?- Quiz
  • Gezond leven opdracht
Huiswerk voor donderdag 24 maart:
BS 6 Opdracht 1 t/m 6 

Stof voor Toetsweek:
Thema 3: Bloedsomloop BS 1 t/m 6

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Blz 
211

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk bespreken
Blz 218+219

Slide 3 - Diapositive

Wat weten jullie nog? 
Pak je Ipad en ga naar LessonUp

Quiz over BS 4: Nieren en BS 5: Immuniteit

Slide 4 - Diapositive

Via welke delen bereiken bacteriën van buitenaf de nieren achtereenvolgens?

A
Urineleider – urineblaas – urinebuis – nieren
B
Urinebuis – urineblaas – urineleider – nieren
C
Urinebuis – urineleider – urineblaas– nieren
D
Urineleider – urinebuis – urineleblaas – nieren

Slide 5 - Quiz


Waar wordt de urine in de nieren tijdelijk opgeslagen?

A
Niermerg
B
Nierbekken
C
Urineleiders
D
Urineblaas

Slide 6 - Quiz

Waar wordt de urine voor
langere tijd opgeslagen?

A
Niermerg
B
Nierbekken
C
Urineleider
D
Urineblaas

Slide 7 - Quiz


Wat is immuniteit?
A
Immuniteit is dat 1 persoon wel 100 anderen kan besmetten
B
Als je immuun bent dan word je heel ziek van een ziekteverwekker
C
Als je immuun bent dan kun je anderen heel erg besmetten met het virus
D
Als je immuun bent dan word je niet ziek van een ziekteverwekker

Slide 8 - Quiz


Hoe kunnen indringers, zoals virussen, bacteriën en schimmels je lichaam binnenkomen?
A
Bijvoorbeeld via een wondje
B
Bijvoorbeeld via voedsel
C
Bijvoorbeeld via virusdeeltjes die je inademt
D
Antwoord A, B en C zijn goed.

Slide 9 - Quiz


Wat doen de cellen in je immuunsysteem
als ze indringers hebben gezien?
A
Ze slaan pijlsnel op de vlucht. Daarna wordt je vaak ziek. Je ligt in bed met bijvoorbeeld koorts.
B
Ze helpen het virus om bij alle cellen binnen te komen
C
Ze maken alle cellen heel erg groot
D
Ze slaan meteen alarm en maken antistoffen (antilichamen) aan. Die binden zich aan de indringers. Zo worden de indringers gedood.

Slide 10 - Quiz


WAAR of NIET WAAR?
Je immuunsysteem zorgt ervoor dat je ziek wordt!
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quiz


Wat doet je immuunsysteem precies?
A
Het beschermt je tegen indringers, zoals virussen, bacteriën en schimmels
B
Het maakt je ziek
C
Het immuunsysteem bestaat uit virussen en bacteriën en schimmels
D
Het is een bacterie

Slide 12 - Quiz


Als er indringers in je lichaam komen waartegen je immuunsysteem al eerder heeft gevochten, merk je er vaak niet zoveel van!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz


WAAR of NIET WAAR? Het immuun-
systeem heeft een goed geheugen!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 15 - Quiz

Wat is een vaccinatie?
A
het inspuiten van de ziekte verwekker
B
het inspuiten van antistoffen
C
het inspuiten van medicatie
D
het inspuiten van dode of verzwakte ziekte verwekkers

Slide 16 - Quiz

Antigenen of antistoffen?
...... zijn specifiek gericht tegen één bepaalde ziekteverwekker.
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?

Eén type antistof kan zich aan verschillende typen antigenen hechten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 19 - Quiz


Wat gebeurt er bij een tweede infectie met dezelfde ziekteverwekker?
A
Je wordt ziek en het lichaam maakt antistoffen
B
Je wordt een beetje ziek
C
Er komen sneller en meer antistoffen in het lichaam

Slide 20 - Quiz

Deze les
  • Pak je agenda en schrijf het huiswerk op + huiswerkcontrole
  • Wat weten jullie nog?
  • Gezond leven opdracht
Huiswerk voor dinsdag 22 maart:
BS 6 Opdracht 1 t/m 10 (Behalve 6) 

Stof voor Toetsweek:
Thema 3: Bloedsomloop BS 1 t/m 6

Slide 21 - Diapositive

Basisstof 6 Gezond leven

Slide 22 - Diapositive