Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
1.2 Deeltjesmodel, fase en faseovergangen
Slide 1 - Diapositive
Doel van par 1.2:
Je kunt de vier belangrijkste kenmerken van het deeltjesmodel noemen.
Je kunt de toestandsaanduidingen met hun betekenis beschrijven.
Je kunt de zes faseovergangen benoemen.
Je kunt uitleggen welke invloed verandering van temperatuur heeft op de snelheid en onderlinge aantrekkingskracht van moleculen.
Je kunt uitleggen waarom veranderingen in de snelheid van moleculen kunnen zorgen dat er een faseovergang optreedt
Vragen hw bespreken?
Slide 2 - Diapositive
Stoffen bestaan uit moleculen
Er zijn miljoenen stoffen, de meeste zijn mengsels
Een zuivere stof bestaat uit allemaal dezelfde deeltjes (= moleculen)
Moleculen trekken elkaar aan = van der Waalskracht
Als de temperatuur stijgt gaan moleculen sneller bewegen; bij het absolute nulpunt (-273oC of 0 Kelvin) staan alle deeltjes stil
Slide 3 - Diapositive
Handig temperaturen omrekenen
schets een thermometer
noteer links 0 en 100oC op de juiste hoogte
noteer rechts 0 K helemaal onderin
zoek in Binas op wat absolute nulpunt in oC is (tabel 1)
vul dat rechts in en dan zie je vanzelf:
van Celsius naar Kelvin is + 273 en andersom -273
Let op: lager dan 0 Kelvin kan niet!!!!
Slide 4 - Diapositive
De 3 fasen(=toestanden) via het deeltjesmodel
vast vloeibaar gasvormig
vanderwaalskracht: erg groot minder groot kleinste
moleculen trillen op vaste plek moleculen bewegen moleculen bewegen
langs elkaar op grote afstand van elkaar
Slide 5 - Diapositive
faseovergangen
neem over: toestandsaanduidingen (g) = gasvormig,( l) = vloeibaar, (s)= vast en (aq)= opgelost in water
faseovergang schematisch weergeven:
bv: het smelten van ijs: water(s)--> water (l)
de fase van een stof is een stofeigenschap ( bv. water is bij kamertemperatuur vloeibaar, lucht gasvormig en ijzer vast.
voor rode faseovergangen is warmte nodig bij blauwe faseovergangen komt warmtevrij
Slide 6 - Diapositive
Nu
leren par 1.1 en 1.2
maken toepassingsvragen par. 1.2 behalve +vragen(36 t/m38)
Slide 7 - Diapositive
les 3
bespreken hw: ?
groepsopdracht
uitleg par 1.3 zuivere stof/mengsel
Slide 8 - Diapositive
Fotogroepsopdracht (groepjes van 4) Geef 3 goede voorbeelden van een scheikundige reactie inclusief uitleg
Slide 9 - Question ouverte
Natuurkunde: kenmerk de stofeigenschappen van de onderzochte stof veranderen niet (blijvend). Enkele voorbeelden:
Het kloppen van slagroom (er gaat lucht tussen de roomdeeltjes zitten maar het blijft room, de smaak verandert niet. Na verloop van tijd zakt de slagroom in als de lucht eruit verdwijnt)
Faseovergangen zoals het bevriezen(= stollen) van water (het vloeibare water wordt vast dus ijs als je het afkoelt tot onder 0 graden, maar de stof blijft water. Het smelt weer bij opwarmen.
Het scheuren van papier (als je het papier scheurt verandert de vorm wel, maar beide helften blijven papier).
Natuurkunde/ of scheikunde
Slide 10 - Diapositive
blijvende verandering van stofeigenschappen(andere kleur, structuur, dichtheid ) b.v. koken van voedsel
onverwachte faseovergangen (die niet terug te draaien zijn) b.v. eitje bakken. Het eiwit was vloeibaar, wordt vast door hitte (i.p.v. verdampen) dat noemen we stollen maar het en blijft na afloop vast dus is hier niet een faseovergang
ontstaan van gassen, rook (= nieuwe stof) b.v bij verbranden papier
ontstaan van geluid, licht, (b.v. bij vuurwerk afsteken)
wanneer is het nu SCHEIKUNDE? = chemische reactie
Beginstoffen verdwijnen en nieuwe stoffen ontstaan.
Te herkennen aan:
Slide 11 - Diapositive
zuivere stof/mengsels herkennen aan faseovergang
zuiver: stof is 1 soort moleculen
heeft daarom een smeltpunt (= stolpunt) en kookpunt
verschilt per stof ( Binas tabel 15 )
mengsels bestaan uit meerderesoorten moleculen en hebben daardoor een smelt- en kooktraject (= temp niet constant bij faseovergang)
Regen/sneeuw is zuiver water en smeltpunt 0 C en kookpunt 100 C
Rivierwater/zeewater en kraanwater zijn mengsels (behalve water zitten er allerlei zouten en andere stoffen in opgelost).
Deze "soorten water" hebben dus smelt- en kooktrajecten