Welke schooltaalwoorden passen het best bij de volgende situaties?
A. Je legt uit waarom iets gebeurt.
• a) Vergelijken
• b) Verklaren
• c) Herkennen
B. Je zoekt de verschillen en overeenkomsten tussen twee dingen.
• a) Toelichten
• b) Concluderen
• c) Vergelijken
C. Je geeft kort de belangrijkste informatie van een tekst.
• a) Samenvatten
• b) Beschrijven
• c) Beoordelen