1e 15-04-2024

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Diapositive

Programma 1e maandag

  • Herhaling Pv, Wwg, Ond., Lv.
  • Lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden.
  • Oefentoets.

Slide 2 - Diapositive

 Klassikaal lezen

  • 1 iemand krijgt de beurt.
  • De rest leest mee.

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
  • Pv.
  • W.w.g
  • Onderwerp
  • L.v.

Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm?

 

De brugklassers hebben vandaag voor het eerst buiten gesport.

Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm vinden
Maak een vraag van de zin:
De brugklassers hebben vandaag voor het eerst buiten gesport.
Hebben de brugklassers vandaag voor het eerst buiten gesport?

Slide 6 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

De brugklassers hebben vandaag voor het eerst buiten gesport.

Slide 7 - Diapositive

Het werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden in een zin. Een werkwoord is iets dat je kunt doen, zoals lopen, zwemmen, rennen.

Voorbeeldzin:
De brugklassers hebben vandaag voor het eerst buiten gesport.
Werkwoordelijk gezegde = hebben gesport.

Slide 8 - Diapositive

Met welke vraag vind je ook alweer het onderwerp van een zin?


  • Wie/wat + ???

Slide 9 - Diapositive

Onderwerp
Wie/wat + gezegde ?

Slide 10 - Diapositive

We gaan met de hele klas op kamp.
  • Persoonsvorm = gaan.
  • W.w.g.= gaan
Om het onderwerp te vinden, stel je de vraag:
Wie/wat + w.w.g (dus > wie/wat gaan?)
Antwoord: We (= het onderwerp)

Slide 11 - Diapositive

We gaan met de hele klas op kamp.
Het w.w.g. = gaan.

Welke vraag stel je jezelf om achter het onderwerp te komen?

Slide 12 - Diapositive

We gaan met de hele klas op kamp.
  • W.w.g. = gaan (het enige werkwoord uit de zin)
  • Om het onderwerp te vinden stel ik de vraag: Wie/wat gaan? > we  


Slide 13 - Diapositive

We gaan met de hele klas op kamp.
  • Lijdend voorwerp
Wie/wat+ w.w.g. + ond.?
Wie/wat gaan we? > op kamp.

Het lijdend voorwerp is op kamp.





Slide 14 - Diapositive

Oefenentoets grammatica 2
Je krijgt een oefentoets en die ga je maken.
Maak alleen deel 1!


Woensdag heb je de echte toets.
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Regels in de klas
  1. Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
  2. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  3. Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.
  4. We gaan respectvol om met de docent om.


Slide 16 - Diapositive

Als je je niet aan de regels houdt
1 streepje = waarschuwing.
2e streepje = Regels overschrijven.
3e streepje = nablijven.

Slide 17 - Diapositive

Nakijken deel 1
Verbeter je fouten.

Slide 18 - Diapositive

Deel 2 Oefenentoets grammatica 2
Maak deel 2!


Morgen heb je de echte toets.
timer
10:00

Slide 19 - Diapositive

Lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
  • Lidwoorden > de, het, een.
  • Zelfstandig naamwoorden > dingen en namen, bijvoorbeeld boom, Spanje, Dirk, stoel. Je kunt er vaak de, het of een voorzetten. 
  • Bijvoeglijk naamwoorden > gebruik je om iets te beschrijven, bijvoorbeeld > de groene boom/ de grote jongen/ het mooie huis/ het lieve hondje.

Slide 20 - Diapositive