2ha_week10_les2_K5L4_C1, trappen van vergelijking

timer
2:00
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Wörter:
Controleer en vul je eigen lijst aan!
1) de keuken
2) de toilet
3) de hal
4) de kinderkamer
5) het gebouw
6) stom
7) de huur
8) iemand
9) gezellig, knus
10) de werkkamer


das Arbeitszimmer, die Toilette, das Gebäude, jemand, die Miete, die Küche, gemütlich, der Flur, blöd, das Kinderzimmer

Slide 2 - Diapositive

Wörter:
Deze woorden kenden jullie aan het einde van afgelopen les (ingeleverd op briefje)
Schrijf de woordjes over +
zet de vertaling erachter (uit je hoofd)
1) de keuken
2) de toilet
3) de hal
4) de kinderkamer
5) het gebouw
6) stom
7) de huur
8) iemand
9) gezellig, knus
10) de werkkamer


timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Laptop > lessonup.com

Slide 4 - Diapositive

Trappen van vergelijking
- wat is dat?

Slide 5 - Carte mentale

6

Slide 6 - Vidéo

An die Arbeit
Maak de volgende opdrachten in het boek (=laptop dicht)
  • S. 82, Nr. 7
    (Noteer eerst het tegenovergestelde, bv. alt - neu en schrijf dan de vormen op)
  • S. 83, Nr. 8
    (Maak de zin compleet: Gebruik de treden van vergelijking en als of wie)

Klaar: Leer de woordjes: Kapitel 5, Lektion 4

Slide 7 - Diapositive

kahoot
https://play.kahoot.it/v2/?quizId=e74974e6-0967-4f8d-ae31-4e87f3faf2f9

Slide 8 - Diapositive

00:41
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap
kleiner
größte
lieb
breiter
lustigsten
alt
heißesten
jünger

Slide 9 - Question de remorquage

01:11
Meine Schwester ist ...
als ich!
A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein

Slide 10 - Quiz

01:11
Ihr Auto ist [geel] als sein Auto!
A
gelb
B
gëlber
C
gelber
D
am gelbsten

Slide 11 - Quiz

02:13
Schrijf de overtreffende trap op van:
1) lieb
2) teuer
4) breit

Slide 12 - Question ouverte

02:54
Noem woorden, die onregelmatig zijn of een Umlaut krijgen bij de trappen van vergelijking

Slide 13 - Question ouverte

03:56
1) Er ist jünger .... ich.
2) Ich bin genauso groß ... mein Vater.
3) Du hast eine bessere Note ... ich.
4) Dein Stück Schokolade ist größer ... meins.
5) Heute ist das Wetter so gut ... gestern.
6) Diese Aufgabe ist nicht so schwer ... die letzte.
als
als
als
wie
wie
wie
als

Slide 14 - Question de remorquage