stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

1 / 15
suivant
Slide 1: Vidéo
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Tijn krijgt een nieuw bed.

A
Tijn
B
krijgt
C
nieuw
D
zit er niet in.

Slide 2 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

In mijn haar zit een elastieken bandje.

A
mijn
B
haar
C
elastieken
D
bandje

Slide 3 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Chris draagt een linnen broek.
A
Chris
B
linnen
C
broek
D
zit er niet in

Slide 4 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Thije bouwt een stenen muurtje.
A
bouwt
B
stenen
C
zit er niet in
D
muurtje

Slide 5 - Quiz

Schrijft het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op.
wanneer er geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin zit schrijf je op:
Zit er niet in. 

Slide 6 - Diapositive

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Kaat heeft een paarse trui aan.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Bodi speelt gezellig gitaar.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Julian krijgt een bronzen medaille.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Isa loopt graag met de bruine hond.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Sarah draagt een leren riem.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Lise Lotta loopt op houten klompen.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Saar draagt zilveren oorbellen.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Juf Milou zit op een ijzeren stoel.

Slide 14 - Question ouverte

Klaar!

Slide 15 - Diapositive