Marketing 3.a.2 - Lesweek 3 + 4

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Kosten georiënteerd 
Bij kostengeoriënteerde prijsstelling neem je de kostprijs van een product als uitgangspunt om de prijs te bepalen.

Slide 7 - Diapositive

Concurrentie georiënteerd
Bij concurrentiegeoriënteerde prijsstelling neem je de verkoopprijzen van de verschillende concurrenten als uitgangspunt. 

Slide 8 - Diapositive

Vraag georiënteerd
Bij vraaggeoriënteerde prijsstelling (je komt ook wel de begrippen 'afnemergerichte prijsstelling' of 'klantgerichte prijsstelling' tegen) is de prijs die de klant wil betalen het uitgangspunt. Focus ligt op merkbeleving en emotie!

Slide 9 - Diapositive

Maar in de praktijk...
In de praktijk worden de prijsstellingsmethoden vaak allemaal gebruikt.

Want;

Als je de kosten vergeet, verkoop je misschien met verlies.
Als je de concurrent vergeet en je prijzen te hoog vaststelt, laat het zich raden dat je klanten verliest.
En als je prijs in de ogen van de klanten te hoog is, verkoop je niets.

Slide 10 - Diapositive

Introductieprijzen
Bij de introductie van een nieuw product kun je twee andere strategieën gebruiken:

Afroomstrategie
Hoge introductieprijs, daarna prijs verlagen.


Penetratieprijsstrategie
Lage introductieprijs, daarna prijs verhogen.

Slide 11 - Diapositive

Prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie
Prijsdiscriminatie
Voor een product worden aan verschillende afnemersgroepen andere prijzen berekent.

Prijsdifferentiatie
Prijsverschillen zijn een gevolg van kostenverschillen.

Slide 12 - Diapositive

Soorten kortingen

Slide 13 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van kostengeoriënteerde prijsstelling?

A
Het aanbieden van een korting voor vaste klanten.
B
Het bepalen van de prijs op basis van de kostprijs.
C
Het volgen van de prijzen van concurrenten.
D
Het aanpassen van de prijs aan wat de klant bereid is te betalen.

Slide 14 - Quiz

Welke van de volgende kortingen behoort tot de categorie betalingskortingen?
A
Seizoenkorting
B
Actiekorting
C
Korting bij vooruitbetaling
D
Rabat

Slide 15 - Quiz

Wat wordt bedoeld met ‘psychologische prijsstelling’?
A
De prijs wordt vastgesteld op basis van de concurrentie.
B
De prijs wordt aangepast aan de kosten van het product.
C
De prijs wordt zo gekozen dat deze aantrekkelijker lijkt voor de klant.
D
De prijs wordt alleen gebaseerd op de winstmarge.

Slide 16 - Quiz

Een bioscoop hanteert verschillende prijzen voor hun kaartjes voor ouderen en studenten.
Waarvan is hier sprake?
A
Prijsdiscriminatie
B
Prijsdifferentatie
C
Kosten georiënteerde prijsstelling
D
Afroomstrategie

Slide 17 - Quiz

Welke prijsstrategie past bij het snel
veroveren van een groot marktaandeel
met een nieuw product?
A
Afroomprijsstrategie
B
Psychologische prijsstelling
C
Penetratieprijsstrategie
D
Premium pricing

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

De P van plaats
Het marketinginstrument 'plaats' gebruik je bij je plaatsbeleid
Dit bestaat uit drie onderdelen:

1. Vestigingsplaats
2. Het verkoopkanaal
3. Fysieke distributie

Slide 20 - Diapositive

1. Vestigingsplaats
Waar is de onderneming gevestigd? Dit verschilt per onderneming en heeft alles te maken met de bedrijfstak of branche.



Slide 21 - Diapositive

Verschil branche en bedrijfstak

Slide 22 - Diapositive

2. Verkoopplaats
Het verkoopkanaal is de wijze waarop je je producten aanbiedt en de manier waarop de transactie tot stand komt. 

Dit kan persoonlijk of niet-persoonlijk.

- Binnen- en buitendienst
- Online
- Multi-, cross- en omnichannel





Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

3. Fysieke distributie
Alle activiteiten aan die nodig zijn om producten op de gewenste tijd, in de juiste hoeveelheid en op de juiste plaats af te leveren.







Slide 25 - Diapositive

Wat is een persoonlijk
verkoopkanaal?
A
Buitendienst
B
Online webshop
C
Koude telefonische verkoop
D
E-mail marketing

Slide 26 - Quiz

De nieuwste iPhone is alleen verkrijgbaar bij
geselecteerde resellers, waaronder Amac en MediaMarkt.

Wat voor soort distributie is dit?
A
Intensieve distributie
B
Selectieve distributie
C
Exclusieve distributie
D
Distributie intensiteit

Slide 27 - Quiz

Wat is een goede vestigingsplaats
voor een advocatenkantoor?
A
In het buitengebied
B
Midden in Rotterdam
C
Naast de Efteling
D
In de buurt van een Universiteit

Slide 28 - Quiz

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie, 
de verdeling en de verkoop van producten: 
van oerproducent tot consument

- Schakels in de bedrijfskolom


Slide 29 - Diapositive

Bewegingen in de bedrijfskolom
Het aantal schakels in de bedrijfskolom kan veranderen. Zo kan een bedrijfskolom langer of korter worden. En er kan een schakel bijkomen of verdwijnen.

Verticale beweging in de bedrijfskolom
- Integratie
- Differentiatie

Horizontale beweging in de bedrijfskolom
- Parallellisatie
- Specialisatie

Slide 30 - Diapositive

Bedrijfskolom
Integratie (voorwaarts of achterwaarts)
De bedrijfskolom wordt korter, want de 
wolfabrikant neemt de stoffenfabrikant
over. Dit is een voorwaartse integratie.

Differentiatie
De bedrijfskolom wordt langer, want er 
komt een extra schakel tussen: het 
kledingconcern.


Slide 31 - Diapositive

Bedrijfskolom
Parallellisatie
Het aanbod van producten wordt
uitgebreid met producten uit een andere
bedrijfskolom. In dit geval sieraden.

Specialisatie 
Een bedrijf gaat zich focusen op het één 
behoefte van klanten. Ze gaan zich dus
specialiseren. In het voorbeeld in jassen.

Slide 32 - Diapositive

Wat gebeurt er bij integratie in een bedrijfskolom?
A
Een bedrijfskolom wordt korter doordat een schakel verdwijnt.
B
Een bedrijfskolom wordt langer doordat een schakel wordt toegevoegd.
C
Een bedrijf voegt branchevreemde producten toe aan het assortiment.
D
Een bedrijf stoot een productgroep af en richt zich op één type product.

Slide 33 - Quiz

Wat is een voorbeeld
van specialisatie?
A
Een warenhuis dat elektronica en kleding verkoopt.
B
Een kaaswinkel die zich alleen richt op bijzondere soorten kaas.
C
Een supermarkt die een importeur inschakelt.
D
Een groothandel die branchevreemde producten toevoegt aan het assortiment.

Slide 34 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen een productieschakel en een handelsschakel?
A
Een productieschakel verkoopt alleen producten, een handelsschakel produceert ze.
B
Een productieschakel verandert het product, een handelsschakel niet.
C
Een productieschakel opereert internationaal, een handelsschakel nationaal.
D
Er is geen verschil, het zijn synoniemen.

Slide 35 - Quiz

Distributiekanalen

Slide 36 - Diapositive

Pullstrategie
Pullstrategie
Als fabrikant of importeur wilje de medewerking van de tussenhandel afdwingen. Dit doe je door de consument, zonder tussenkomst van de  tussenhandel, met promotie te benaderen.

Dat veroorzaakt bij de detailhandel een vraag van de consument naar jouw product.
Hij verwacht gewoonweg dat jouw product bij de detailhandel te koop is.


Slide 37 - Diapositive

Pullstrategie

Slide 38 - Diapositive

Pushstrategie
Pushstrategie
Hierbij heb je meer medewerking van de tussenhandel nodig. Je richt je niet direct op de consument, maar probeert de tussenhandel over te halen het product in het assortiment op te nemen.

Je duwt het product (= push) dus eigenlijk van bovenaf door de bedrijfskolom heen. Je geeft de tussenhandel allerlei kortingen en verbetert zo zijn brutowinstmarge op het product.



Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive