Engels Vervolg A1, thema 2, H1 woorden en uitdrukkingen (deel 2)

Thema 2
Jij & je buurt

Hoofdstuk 1
kijken en luisteren

Doel van de les
Je leert woorden en zinnen waarmee je iets over je buurt en omgeving kan vertellen.  
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 2
Jij & je buurt

Hoofdstuk 1
kijken en luisteren

Doel van de les
Je leert woorden en zinnen waarmee je iets over je buurt en omgeving kan vertellen.  

Slide 1 - Diapositive

Welke Engelse woorden ken jij nog van de vorige les?

Slide 2 - Carte mentale

Woordblok 2A
have to - moeten
make plans - plannen maken
invite - uitnodigen
neighbours - buren
walls - muren
tell - vertellen
write - schrijven
date - datum
also - ook
hope - hoop

everyone - iedereen
neighbourhood - buurt
need - nodig hebben
food - eten
cheap - goedkoop
different - andere
maybe - misschien
cook - koken
country - land
bring - meenemen
try - proberen

Slide 3 - Diapositive

Woordblok 2A
have to <:
make plans
invite
neighbours
walls
tell
write
date
also
hope
Indiaan
everyone
neighbourhood
need
food
cheap
different
maybe
cook
country
bring
try
Nigerian

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Wat proberen deze jongens te regelen en wat moeten ze daarvoor doen? Noem 3 dingen

Slide 6 - Question ouverte

Zo wijs je een ding, dier of mens aan
this = dit of deze (enkelvoud)                           Meervoud
* This is my friend.                                             * These cars are old.
* This phone is new.


that = dat of die                                                       
* That street over there is long.                  * Those birds over there are beautiful.
* That is een old picture.

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent 'neighbours'
A
buren
B
familie

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'maybe'
A
moeten
B
proberen
C
misschien
D
vertellen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'invite'
A
meenemen
B
afspraak
C
goedkoop
D
uitnodigen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent 'It is next month'

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf in het Engels 'goed idee'

Slide 12 - Question ouverte

Aan de slag!
Zelfstandig maken: opdracht 17 tot en met 29

Slide 13 - Diapositive