Democratie

en verkiezingen.
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapsonderwijsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

en verkiezingen.

Slide 1 - Diapositive

Burgerschap
   Politiek

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen

  •  Je weet wat democratie is.
  •  Je weet wat verkiezingen zijn.

Slide 3 - Diapositive

Wat denk je bij het woord 'politiek'?

Slide 4 - Carte mentale

Politiek
In Nederland moeten allerlei problemen worden opgelost.

Politiek: het maken van keuzes om problemen in een land op te lossen.



Slide 5 - Diapositive

timer
1:00
Wat is in Nederland een probleem?

Slide 6 - Carte mentale

1

Slide 7 - Vidéo

Politiek
De politiek moet problemen oplossen. 
Er zijn bijvoorbeeld niet genoeg huizen en de huizen zijn te duur.

Slide 8 - Diapositive

03:23
Welk probleem moet de politiek oplossen?
A
mensen hebben niet genoeg geld
B
mensen kunnen geen huis vinden
C
de huizen zijn te duur
D
er zijn te niet genoeg huizen en de huizen zijn te duur

Slide 9 - Quiz

Wie is de baas in Nederland?

Slide 10 - Carte mentale

Slide 11 - Vidéo

Woorden
  1. democratie
  2. stemmen
  3. de verkiezingen
  4. de Tweede Kamer(het parlement) 
  5. de regering

Slide 12 - Diapositive

Wat betekent democratie?
De mensen zijn de baas.

Slide 13 - Diapositive

Stemmen
Stemmen = kiezen

Slide 14 - Diapositive

Stemmen doe je bij verkiezingen.
In Amerika kiest de mensen de president.

Slide 15 - Diapositive

De Tweede Kamer
  • In Nederland kiezen de mensen de Tweede Kamer (het parlement).
  • 150 leden (mensen)
  • De Tweede Kamer beslist namens alle Nederlanders welke plannen worden uitgevoerd. 

Slide 16 - Diapositive

verkiezingen
Als je 18 jaar of ouder bent, mag je stemmen tijdens de verkiezingen. Tijdens de verkiezingen stem je op een persoon. Die persoon neemt namens jou beslissingen in de politiek. 
De mensen waarop je kunt stemmen, zijn lid van een politieke partij. Elke politieke partij heeft andere plannen om problemen op te lossen. 

Slide 17 - Diapositive

de regering
De Eerste Kamer en de Tweede Kamer
De Eerste Kamer
De Tweede Kamer
bestaat uit 75 leden, controleert de regering
 de Koning en ministers
 150 leden en controleert de regering
het parlement

Slide 18 - Question de remorquage

De regering: alle ministers + de koning

Slide 19 - Diapositive

De regering
De regering maakt plannen om problemen op te lossen.


Slide 20 - Diapositive

De Tweede Kamer en de regering

Slide 21 - Diapositive

regering
parlement
kiezen de tweede kamer
een paar partijen vormen de regering
koning
de mensen
ministers
Tweede kamer

Slide 22 - Question de remorquage

Wanneer zijn de volgende verkiezingen?
De volgende Tweede Kamer verkiezingen zijn op 22 november 2023.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

8

Slide 25 - Vidéo

00:43
Wanneer zijn er Tweede Kamer verkiezingen?
A
op 12 november
B
op 22 november
C
op 22 december
D
op 22 januari

Slide 26 - Quiz

00:52
Wat heb je nodig om te kunnen stemmen?
A
je ID
B
je id en je stempas
C
je geboortedatum
D
geld

Slide 27 - Quiz

Wat heb je geleerd over democratie?

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Vidéo

01:14
Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?

Slide 30 - Question ouverte

01:15
Wat doet de Tweede Kamer?
A
ze stemmen over de plannen van de ministers
B
ze controleren de ministers
C
ze stemmen over de plannen van de ministers en ze controleren de ministers

Slide 31 - Quiz

01:42
Wat staat er in een verkiezingsprogramma?
A
de plannen van de ministers
B
de plannen van de Tweede Kamer
C
de plannen van een politieke partij

Slide 32 - Quiz

03:24
Welk probleem moet de politiek oplossen?
A
huizen zijn te duur
B
er zijn niet genoeg huizen
C
huizen zijn te duur en er zijn niet genoeg huizen

Slide 33 - Quiz

05:37
Waarom worden veel geldautomaten weggehaald?
A
omdat er te veel geldautomaten zijn
B
mensen betalen liever met een pinpas
C
veel geldautomaten zijn kapot
D
mensen kopen meer online

Slide 34 - Quiz

06:53
Wat doen mensen als een geldautomaat niet werkt?
A
ze gaan naar huis
B
ze gaan pinnen bij een supermarkt
C
ze gaan pinnen bij een andere geldautomaat

Slide 35 - Quiz

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 37 - Question ouverte