Leerstof voor de toets !!!! FUTUR SIMPLE!

De futur vorm je door achter het hele werkwoord een aantal uitgangen te zetten. Welke zijn dat?
1 / 30
suivant
Slide 1: Question ouverte
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De futur vorm je door achter het hele werkwoord een aantal uitgangen te zetten. Welke zijn dat?

Slide 1 - Question ouverte

Hoe vorm je de futur?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is er aan de hand met werkwoorden die eindigen op -re?

Slide 3 - Question ouverte

Er zijn vier onregelmatige werkwoorden, welke zijn dat?

Slide 4 - Question ouverte

wij zullen praten
A
nous parlerons
B
vous parlerez
C
nous partirons
D
vous partirez

Slide 5 - Quiz

zij zullen vertrekken
A
ils parteront
B
ils parleront
C
ils partiront
D
ils partirez

Slide 6 - Quiz

u zult verkopen
A
vous vendrerez
B
vous vendez
C
vous vendront
D
vous vendrez

Slide 7 - Quiz

jullie zullen zijn
A
vous êtrez
B
vous irez
C
vous serez
D
vous aurez

Slide 8 - Quiz

zij zullen maken
A
ils faireont
B
ils ferent
C
ils fairont
D
ils feront

Slide 9 - Quiz

zij zal hebben
A
elle avoira
B
tu auras
C
j'aurai
D
elle aura

Slide 10 - Quiz

jullie zullen gaan
A
vous irez
B
vous alleront
C
vous allerez
D
vous iront

Slide 11 - Quiz

jullie zullen hebben
A
vous aurons
B
vous aurez
C
vous aurrez
D
vous avez

Slide 12 - Quiz

Geef de présent van het werkwoord WETEN

Slide 13 - Question ouverte

Geef de passé composé van het werkwoord WETEN

Slide 14 - Question ouverte

Geef de imparfait van het werkwoord WETEN

Slide 15 - Question ouverte

zij hebben geweten
A
il a su
B
elle a su
C
ils ont su
D
ils savaient

Slide 16 - Quiz

zij weten
A
ils savont
B
tu sais
C
ils savent
D
il sait

Slide 17 - Quiz

u heeft geweten
A
vous avez su
B
vous avez suu
C
vous avez savu
D
vous avvez su

Slide 18 - Quiz

u wist
A
vous savez
B
vous avez su
C
vous saviez
D
vous savent

Slide 19 - Quiz

wij weten
A
tu sais
B
nous savons
C
nous savions
D
je sais

Slide 20 - Quiz

zij zullen gaan
A
ils vont
B
ils sont allés
C
ils iront
D
nous irons

Slide 21 - Quiz

zij zullen zijn

Slide 22 - Question ouverte

jij zult gaan

Slide 23 - Question ouverte

wij zullen maken

Slide 24 - Question ouverte

wij wisten

Slide 25 - Question ouverte

jullie zullen zijn

Slide 26 - Question ouverte

u zult hebben

Slide 27 - Question ouverte

jij zult praten

Slide 28 - Question ouverte

zij zullen verkopen

Slide 29 - Question ouverte

jullie hebben geweten

Slide 30 - Question ouverte