Werkwoordspelling (start) klas 2 MAVO + HAVO

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Je kent en herkent een werkwoord;
Je herkent de rol van het werkwoord.
Wat weet je nog?


Theorie: het werkwoord

Samen oefenen met werkwoorden

Zelfstandig leren

Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Hoe herken je een werkwoord?

Kenmerken van werkwoorden


Slide 4 - Diapositive

werkwoordsvormen
persoonsvorm, voltooid deelwoord, infinitief, onvoltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt werkwoord

Slide 5 - Diapositive

Spelling tegenwoordige tijd

Ik-vorm:            als ik voor of achter de pv staat, als jij/je achter de pv staat, bij gebiedende wijs

Ik-vorm + t:      bij hij/zij/het (alle andere enkelvoudsvormen)

Hele ww:           bij meervoud


Ik word                      hij wordt / wordt zij

Word ik                      wij worden

Word jij / je              


Let op: gebiedende wijs (kies de ik-vorm van het ww)

Word toch eens volwassen!

Slide 6 - Diapositive

Spelling verleden tijd
sterke werwoorden: veranderen van klank

zwakke werkwoorden: ik- vorm + te/de:  Weet je niet of je -te of -de moet schrijven? Gebruik de regel van ' t ex kofschip

Stam van werkwoord = hele werkwoord -en
beloven - belov --> v niet in t ex kofschip, dus -DE
netflixen - netflix --> x in t ex kofschip, dus -TE







Slide 7 - Diapositive

juist
onjuist
Een zin heeft altijd één persoonsvorm.
Onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.
De persoonsvorm verandert mee met tijd en getal.
Een zin met meerdere werkwoorden noemen we een samengestelde zin.

Slide 8 - Question de remorquage

samenwerken
Lees de tekst die hiernaast staat
Noteer alle persoonsvormen



Reflectie:
Hoe bepaalden jullie de persoonsvorm?
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Hij (proeven) gisteren een haring. 

voorbeeld: proeven

stam = proev (-en)
v is NIET in t ex kofschip, dus hij proefDE

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive