werkwoorden

17/3
planning : 
- les verbes pronominaux 
- apprendre pour le test : verbuga 
-pouvoir/vouloir/ mettre et lire
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

17/3
planning : 
- les verbes pronominaux 
- apprendre pour le test : verbuga 
-pouvoir/vouloir/ mettre et lire

Slide 1 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden 
wederkerende werkwoorden : werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord gecombineerd kan worden


                  Ik was me                                           Je  me lave                  

Slide 2 - Diapositive

Les verbes pronominaux
In het Nederlands gaat het wederkerend voornaamwoord NA het werkwoord. 

Ik herinner me

Slide 3 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Maar in het Frans gaat het wederkerend voornaamwoord VOOR het werkwoord. 
 
Ik herinner me                                            Je me souviens

zich herinneren                                                    se souvenir 

Slide 4 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Je
me
je me lave
Ik was me 
Tu
te
tu te laves
Je wast je
Il / Elle/ On
se
il se lave
Hij/Zij wast zich
Nous
nous
nous nous lavons
We wassen ons
Vous
vous
vous vous lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
elles se lavent
Ze wassen zich

Slide 5 - Diapositive

Les verbes pronominaux
Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 

Je
m'
Je m'amuse
Ik amuseer me
Tu
t'
Tu t'amuses
Je amuseert je
Il / Elle / On 
s'
On s'amuse
Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles
s'
Ils s'amusent
Zij amuseren zich

Slide 6 - Diapositive

Les verbes pronominaux
- In het Frans : Onderwerp + voornaamwoord + werkwoord 

- Dezelfde uitgangen voor regelmatige werkwoorden op -er, -ir en -re

- De laatste 'e' van het voornaamwoord gaat weg als het werkwoord met een klinker begint  

Slide 7 - Diapositive

Vul in
"Je (...) souviens" (Ik herinner me)

Slide 8 - Question ouverte

Vul in
"Tu (...) laves" (Je wast je)

Slide 9 - Question ouverte

Vul in
"On ( ... ) enfuit" (We lopen weg)

Slide 10 - Question ouverte

Vul in
"Nous (...) préparons" (We bereiden ons voor)

Slide 11 - Question ouverte

Passé composé 
Let op ! Als je "être" gebruikt, moet je een extra "e" of "s" toevoegen in bepaalde situaties : 


vrouwelijk enkelvoud
+ e 
Elle est tombée
Ze is gevallen
mannelijk meervoud
+ s 
Ils sont tombés 
Ze zijn gevallen
vrouwelijk meervoud 
+ es 
Elles sont tombées
Ze zijn gevallen

Slide 12 - Diapositive