Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
11.3 Zwangerschap
Slide 1 - Diapositive
Vanaf wanneer heeft een vrouw eicellen?
A
Geboorte
B
Puberteit
C
Overgang
D
Als ze zwanger wil worden
Slide 2 - Quiz
Hoe lang is een vrouw zwanger
A
9 maanden
B
11 maanden
C
1 jaar
D
8 maanden
Slide 3 - Quiz
Als je zwanger bent wordt je nog steeds ongesteld
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Een vrouw kan zwanger worden als ze ongesteld is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Menstruatiecyclus: Hoe lang blijft een eicel bevruchtbaar?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur
Slide 6 - Quiz
Waar of niet waar?
1. Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie. 2. Op dag 1 van de menstruatie begint een eicel te rijpen.
A
1 is waar
B
2 is waar
C
1 en 2 zijn waar
D
1 en 2 zijn niet waar
Slide 7 - Quiz
Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie
Slide 8 - Quiz
Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.
Slide 9 - Quiz
11.3 zwangerschap Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe moeder en kind veranderen tijdens de zwangerschap.
- Je kunt uitleggen hoe het kind in de baarmoeder zuurstof en voedingsstoffen krijgt.
- Je kunt uitleggen welk effect schadelijke stoffen hebben op het ongeboren kind.
- Je kunt beschrijven wat er gebeurt tijdens de bevalling.
- Je kunt uitleggen hoe een tweeling ontstaat.
Slide 10 - Diapositive
0 t/m 10 weken embryo: alle organen ontwikkelen zich
na 10 welken foetus: alles zit er al aan, het kindje groeit nu vooral nog.
Slide 11 - Diapositive
Veranderingen bij de vrouw
Eerste 12 weken nog niks te zien,
wel kan de vrouw zich moe voelen
Na 20 weken kan de vrouw het
kindje voelen bewegen
Organen van de vrouw komen in
de verdrukking, vaker plassen
melkklieren groeien
Slide 12 - Diapositive
Groeien van de baarmoeder
Slide 13 - Diapositive
Placenta
- De placenta zorgt dat het kind voeding en zuurstof krijgt, dus kan groeien. (via navelstrengader)
- Afvalstoffen, zoals koolstofdioxide gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder (via navelstrengslagader)
Slide 14 - Diapositive
Navelstreng
De baby is met de moeder verbonden via de navelstreng.
De navelstreng gaat naar de placenta/ moederkoek.
Door de navelstreng lopen 3 bloedvaten. Een navelstrengader en 2 navelstrengslagaders.
Slide 15 - Diapositive
De vruchtvliezen
Het embryo drijft in een vloeistof, dit is het vruchtwater, hieromheen zitten de vruchtvliezen
Dit beschermt tegen schokken of stoten.
Ook houdt het de temperatuur constant
Slide 16 - Diapositive
Placenta
Het bloed van zowel de moeder als het kind loopt hier langs elkaar om stoffen uit te wisselen
Slide 17 - Diapositive
Schadelijke stoffen
Bijvoorbeeld:
Nicotine
Alcohol
Drugs
Bepaalde medicijnen
Schadelijke stoffen
Schadelijke stoffen tijdens de zwangerschap komen via het bloed bij de baby. De placenta werkt als filter, maar nicotine, drugs en alcohol gaan er wel doorheen. Dit is slecht voor de baby.
Slide 18 - Diapositive
11.3 Les 1
Maken opdr. 1 tot en met 14
begin op blz.83
Slide 19 - Diapositive
11.3 zwangerschap
Slide 20 - Diapositive
Wat is GEEN kenmerk van zwangerschap
A
Overgeven
B
Grotere borsten krijgen
C
Vaak naar de wc
D
Chagrijnig zijn
Slide 21 - Quiz
Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie
Slide 22 - Quiz
Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.
Slide 23 - Quiz
Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta
Slide 24 - Quiz
11.3 zwangerschap
- Je kunt beschrijven hoe moeder en kind veranderen tijdens de zwangerschap.
- Je kunt uitleggen hoe het kind in de baarmoeder zuurstof en voedingsstoffen krijgt.
- Je kunt uitleggen welk effect schadelijke stoffen hebben op het ongeboren kind.
- Je kunt beschrijven wat er gebeurt tijdens de bevalling.
- Je kunt uitleggen hoe een tweeling ontstaat.
Slide 25 - Diapositive
Hoe leeft (groeien en ademen) de foetus in de baarmoeder ?
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Hoe gaat de bevalling?
3 fasen:
Ontsluiting
uitdrijving
Nageboorte
Slide 29 - Diapositive
Hoe gaat de bevalling?
Bij ontsluiting gaat de baarmoedermond een stukje open
Door de weeën wordt het kind naar buiten gedrukt= uitdrijving
Na de geboorte moet de placenta 'geboren' worden, de nageboorte.
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Slide 32 - Vidéo
0
Slide 33 - Vidéo
De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af.
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik.