4HV - blok 3 - Schreibaufgabe nav Gesundheid + unterwegs

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Brief Gesundheit / unterwegs

1. Stel jezelf voor en biedt je excuses aan voor het feit dat je zo laat een berichtje stuurt.

Lieber Anton,

hier dein(e) Johann(a) aus den Niederlanden! Es tut mir Leid, dass ich dir erst so spät eine Nachricht schicke. 

dir: 3e (aan) jou = meewerkend voorwerp.

dass: dubbele ss, want voegwoord. 

Let op: pers.vorm achteraan in bijzin.

2. Je vertelt dat je vorige week maandag wakker werd met keelpijn en hoofdpijn. En dat je de volgende dag oorpijn erbij kreeg.

Letzten Montag wachte ich auf mit Hals- und Kopfschmerzen. Am nächsten Tag kamen Ohrenschmerzen dazu. 

Letzen Montag: tijdsbep. zonder keuze-voorzetsel? Dan 4e naamval (in dit geval mannelijk, dus -en)

Schmerzen staat in meervoud, dus: 'kamen'.

3. Zeg dat je de hele week ziek bent geweest. Je hebt de hele week met griep en koorts in bed gelegen.

Ich war die ganze Woche krank und (ich) habe mit Grippe und Fieber im Bett gelegen.

die ganze Woche: opnieuw tijdsbep. zonder keuzevz. Dan 4e naamval (hier vrouwelijk)

im: samentrekking 'in dem'. Keuzevz. 'wo?' dus 3e nv. (onzijdig). 

4. Vertel dat je nu redelijk bent opgeknapt en dat je voor morgen een uitstapje hebt geplant.

Nach der Krankheit bin ich wieder richtig hochgekommen [Mir geht es jetzt wieder ganz gut / Ich bin jetzt wieder ganz frisch und gesund]. Für Morgen habe ich einen Ausflug geplant. 

einen Ausflug: lijd.vw = 4e naamval m.: -en.

5. Dit jaar is het jaar van Rembrandt en in het Rijksmuseum in Amsterdam is er een prachtige tentoonstelling over hem.

Dieses Jahr ist Rembrandt-Jahr und das Rijksmuseum in A'dam präsentiert im Moment eine wunderschöne Ausstellung über ihn. [Im Rijksmuseum ist im Moment eine Ausstellung über ihn].

Dieses Jahr: tijdsbep. zonder keuzevz.: 4e. o.

im Moment: vaste uitdrukking 'momenteel'

über ihn: keuzevz. 7/2 -> 4e nv. 

6. Normaal gesproken zou je het liefste met de auto gaan, maar omdat je een overnachting hebt geboekt in een hotel vlakbij het rijksmuseum, heb je besloten om met de trein te gaan.

Normalerweise würde ich mit dem Auto fahren, aber ich habe ein Hotel in der Nähe vom Rijksmuseum gebucht. Darum/Deswegen fahre ich mit dem Zug.  

Normalerweise würde = zou

mit (+3) dem Auto (o.) / dem Zug (m.)

in der Näche von (+3) dem Museum (o.)

7. Vertel dat je wel wat langer onderweg bent, maar dat je slechts 1 keer hoeft over te stappen, namelijk in Utrecht.

Ich bin dann schon etwas länger unterwegs, aber ich muss/brauche nur einmal umzusteigen, nämlich in Utrecht. 

schon: zonder Umlaut = wel

brauche: betekent hier 'hoef'

nur: slechts

umzusteigen: aan elkaar: over te stappen.

umsteigen = overstappen.

nämlich is zonder 'h'.

8. Zeg dat je je vriend(in) meeneemt, dat hij/zij het nog niet weet, want het is een verrassing voor Valentijn.

Ich bringe meine Freundin / meinen Freund auch mit. Sie/Er weiß das aber noch nicht, denn es ist eine Überraschung für Valentinstag.

weiß: modaal werkwoord: geen uitgang -t!

denn: want, bij denn niet persoonsvorm aan het eind, maar direct na onderwerp.

Stel jezelf voor en biedt je excuses aan voor het feit dat je zo laat een berichtje stuurt.

Ich muss jetzt aufhören, weil in einer Viertelstunde "Wer ist der Maulwurf?" im Fernseher läuft. Die Sendung will ich nicht verpassen. Letzte Woche musste niemand den Show verlassen, aber diese Woche wird tatsächlich jemand ausgeschieden. Dann sind nur noch 5 Teilnehmer übrig. Spannend!

Schreibe mir bitte bald zurück!