Les 4 - Werkwoorden gecombineerd

Les 4
Werkwoorden: 
Werkwoordspelling gecombineerd
Engelse werkwoorden
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Les 4
Werkwoorden: 
Werkwoordspelling gecombineerd
Engelse werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
Aan het einde van deze les kun je:
  • Herkennen in welke tijd verschillende zinnen staan en daar de juiste werkwoordsvorm op aanpassen;
  • De werkwoorden in de verschillende tijden op de juiste manier gebruiken en schrijven.
  • Ook Engelse werkwoorden vervoegen (3F)

Slide 2 - Diapositive

Vervoeg het woord dj'en
Hij heeft gisteren lekker ............

Slide 3 - Question ouverte

Die ( uitvergroten )
foto
Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord: uitvergroten

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen
A
verwoestte
B
verwoeste
C
verwoesten

Slide 6 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten

Slide 7 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
gestrandde
B
gestrande
C
gestranden

Slide 8 - Quiz

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
De stam is meestal hetzelfde als het Engelse infinitief:
  • to barbecue - stam = barbecue hij/zij barbecuet 
Soms is de stam vernederlandst:
  • to volleyball - stam = volleybal hij/zij volleybalt
  • to score - stam = scoor

In grote lijnen hetzelfde als de Nederlandse zwakke  werkwoorden en geldt ook de ' t'kofschip' regel bij deze woorden:
  • Showen: ik show - ik showde - ik heb geshowd
  • Crashen: ik crash - ik crashte - ik ben gecrasht
    Soms moet nog een extra -e schrijven, voor de uitspraak--> deleten--> hij/zij deletet

Slide 10 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Toen alle ganzen ontsnapten, heeft Ivar zijn team uitstekend ( managen )
A
gemanaget
B
gemanaged
C
gemanagedt

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
O nee! Heb je je bestanden op die gecrashte
computer wel ( saven )



A
gesavet
B
gesaved

Slide 12 - Quiz

Siham probeerde de zaak nog te redden, maar ze werd
( overrulen ) door alle anderen, die iets minder betrokken waren.
A
overrulet
B
overruled
C
overrult
D
overruld

Slide 13 - Quiz

Herkennen van de tijd
Gebruik de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat je de verleden tijd of het voltooide deelwoord moet gebruiken. 

  • Verleden tijd herken je aan woorden als: vroeger, gisteren, eerder, vorige week, toen, enz.
  • Bij de voltooide tijd heeft een zin een hulpwerkwoord (vorm van hebben, zijn, worden) en een voltooid deelwoord(ge,be,ver). 

Slide 14 - Diapositive

Persoonsvorm of niet?
Is het in te vullen werkwoord de persoonsvorm? Gebruik dan de regels van de tegenwoordige tijd of verleden tijd.

Is het in te vullen werkwoord niet de persoonsvorm? Gebruik dan de regels van de voltooide tijd of het werkwoord is gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.(zo kort mogelijk opschrijven)

Slide 15 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

(leiden) Jan heeft hen expres de verkeerde kant op ..........
A
geleid
B
geleit
C
geleidt

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

(vertrouwen) Waarom ............ je me niet?
A
vertrouwt
B
vertrouw
C
vertrouwde

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

(broeden) Het pimpelmeesje ............ toen zijn eieren uit.
A
broedt
B
broede
C
broedde
D
broeden

Slide 18 - Quiz

Mini-lesjes Nederlands

Slide 19 - Diapositive

Aan het werk met jullie les
- maximaal 10 minuten en minimaal 7 minuten
- jullie les heeft een inleiding, kern en een slot
- jullie beginnen met een leerdoel, smart geformuleerd
- er zit een klassikale instructie in over jullie gekozen categorie
- er zit een klassikale oefening in die je op het bord kunt voordoen(die mag je ook uit Starttaal online (studiemeter) halen!
- er zit een individuele verwerking in voor de studenten
- jullie sluiten je les passend af 
In jullie teamstegel kunnen jullie deze instructie ook terugvinden!

Slide 20 - Diapositive

Opdrachten deze week
  • Starter
2F | taalverzorging | werkwoordspelling | sterke en onregelmatige werkwoorden | opdracht 4 en 5
2F | taalverzorging | werkwoordspelling | werkwoordspelling gecombineerd | opdracht 4 en 5

  • Gevorderd
3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Sterke en onregelmatige werkwoorden 1, 2
3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Engelse werkwoorden 1, 2
3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd 1, 2

  • Bekwaam
3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Sterke en onregelmatige werkwoorden 1, 2 ,3
3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Engelse werkwoorden 1, 2, 3
3F | Taalverzorging | Werkwoordspelling | Werkwoordspelling gecombineerd 1, 2, 3

Slide 21 - Diapositive