Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Woordsoorten/grammatica/ spelling
Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie.
pv =
A
vakantie
B
blijkt
C
mensen
D
inspiratie
1 / 51
suivant
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
51 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie.
pv =
A
vakantie
B
blijkt
C
mensen
D
inspiratie
Slide 1 - Quiz
Op het schoolfeest gaf Sophie Daan een kus.
pv =
A
schoolfeest
B
gaf
C
Sophie
D
Daan
Slide 2 - Quiz
Ik moest de boete betalen.
pv =
A
Ik
B
moest
C
de boete
D
betalen
Slide 3 - Quiz
Dit jaar zal niemand doubleren.
pv=
A
zal
B
doubleren
Slide 4 - Quiz
Hoe laat ga je morgenavond naar het zwembad?
pv =
A
Hoe
B
ga
C
naar
Slide 5 - Quiz
Sommige leerlingen leren niet.
onderwerp =
A
Sommige leerlingen
B
leerlingen
C
leren
Slide 6 - Quiz
Welk boek heb je laatst geleend bij de bibliotheek?
pv=
A
heb
B
geleend
Slide 7 - Quiz
Met zijn prachtige stem won de zanger het Eurosongfestival.
onderwerp=
A
Met zijn prachtige stem
B
de zanger
C
het Eurosongfestiva;
Slide 8 - Quiz
Wanneer zet de docent de cijfers op SOMtoday?
onderwerp=
A
Wanneer
B
zet
C
de docent
D
de cijfers
Slide 9 - Quiz
Het gelukkige echtpaar gaf elkaar een ring.
gelukkige =
A
ZN
B
BN
C
LW
D
VZ
Slide 10 - Quiz
Het gelukkige echtpaar gaf elkaar een ring.
Het=
A
LW
B
ZN
C
BN
D
VZ
Slide 11 - Quiz
Het gelukkige echtpaar gaf elkaar een ring.
echtpaar =
A
LW
B
ZN
C
VZ
D
BN
Slide 12 - Quiz
het gekuste meisje
gekuste =
A
ZN
B
LW
C
BN
D
VZ
Slide 13 - Quiz
Op het bord staat het huiswerk.
op =
A
LW
B
BN
C
VZ
D
ZN
Slide 14 - Quiz
Ik zit op hockey en voetbal.
en=
A
ZN
B
LW
C
BN
D
VW
Slide 15 - Quiz
bureau
meervoud =
A
bureaus
B
bureau's
Slide 16 - Quiz
douane
meervoud =
A
douanes
B
douane's
Slide 17 - Quiz
menu
meervoud =
A
menu's
B
menuus
C
menus
Slide 18 - Quiz
Morgen leid/ leidt de treinstaking tot oponthoud.
A
leid
B
leidt
Slide 19 - Quiz
Rijd/Rijdt je broer al lang op die opgevoerde brommer?
A
Rijd
B
Rijdt
Slide 20 - Quiz
Misschien word/wordt je wel de eerste bij de talentenjacht.
A
word
B
wordt
Slide 21 - Quiz
De uitnodiging vermeld/ vermeldt niet hoe laat het feest begint.
A
vermeld
B
vermeldt
Slide 22 - Quiz
Vind/ Vindt jij Katy Perry ook een goede zangeres?
A
Vind
B
Vindt
Slide 23 - Quiz
Je raad/raadt nooit wie ik tegenkwam.
A
raad
B
raadt
Slide 24 - Quiz
Ik benijd/ benijdt je echt om je mooie krullen.
A
benijd
B
benijdt
Slide 25 - Quiz
de =
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
Slide 26 - Quiz
huis =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
telwoord
C
zelfstandig naamwoord
Slide 27 - Quiz
Veerle=
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
telwoord
Slide 28 - Quiz
ik-vorm van: bakken
A
bakk
B
bak
C
bakt
Slide 29 - Quiz
ik-vorm van: geloven
A
gelov
B
geloof
C
geloov
Slide 30 - Quiz
Mijn buurman ... (reizen) elke dag.
A
reist
B
reisdt
C
reisd
Slide 31 - Quiz
(overdrijven) ... je niet een beetje met die verhalen over je nieuwe vriendje?
A
Overdrijf
B
Overdijv
C
Overdrijft
Slide 32 - Quiz
Mijn broertje ... (gedragen) zich in meisjesgezelschap altijd erg stoer.
A
gedraagt
B
gedraagd
Slide 33 - Quiz
gebouw/ gebauw
A
gebouw
B
gebauw
Slide 34 - Quiz
duane/ douane
A
duane
B
douane
Slide 35 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
accu's
B
accus
C
accuus
Slide 36 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
kano's
B
kanoos
C
kanoo's
Slide 37 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
niveaus
B
niveau's
Slide 38 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
kwaliteit
B
kwalitijt
Slide 39 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
dreumessen
B
dreumesen
Slide 40 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
havikken
B
haviken
Slide 41 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
vwo'er
B
vwo-er
Slide 42 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
vwo-leerling
B
vwoleerling
Slide 43 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
havo-leerling
B
havoleerling
Slide 44 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
havoër
B
havo'er
C
havo-er
Slide 45 - Quiz
'horeca' is de afkorting van:
A
hotels, restaurants en cafés
B
hotels, restaurants en catering
Slide 46 - Quiz
De afkorting van HEMA staat voor:
A
Heel Erg Mooi Allemaal
B
Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam
C
Hé Mama
Slide 47 - Quiz
Weet jij wat er ...(gebeuren) is?
A
gebeurd
B
gebeurt
Slide 48 - Quiz
De medewerkers dachten dat de kwartaalcijfers zouden meevallen, maar daar ___________ zij zich in.
A
vergiste
B
vergistte
C
vergisten
D
vergistten
Slide 49 - Quiz
Het lijkt of hij alles weet, maar hij ___________ alles.
A
googeld
B
googled
C
googelt
D
googlet
Slide 50 - Quiz
Om deze problemen echt op te lossen is een goede ______________ nodig.
A
langetermijnvisie
B
lange termijnvisie
C
lange termijn visie
Slide 51 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
FINALQUIZ 1HV (pittige quiz)
Octobre 2020
- Leçon avec
48 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2HV: woordsoorten
Octobre 2021
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Quiz woordsoorten
Décembre 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Quiz woordsoorten
Avril 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Trede 4 Oefenen woordsoorten (rood)
Janvier 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefenen woordsoorten trede 4
Février 2022
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Zaterdag 18 mei 2024 - herhaling spelling en werkwoordspelling
Mai 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Vraag 8 - grammatica
Novembre 2020
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs