Week 14- lesson 1- INTRO

GOOD MORNING

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

GOOD MORNING

Slide 1 - Diapositive

Planning


-Huiswerk
-Nieuwe planning
-Grammatica Unit 4
-Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Goals
At the end of this lesson...
  • You will know what the NEW plan is for this week. 
  • You will have practice some of the grammar unit 4

Slide 3 - Diapositive

Homework
Do:
1) New interface ONLINE- Unit 4 - Lesson 2 -Ex 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 & 19
Learn:
2) Grammar 4.1 t/m 4.5
Vocabulary Unit 4, Lesson 2


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

TODAY
THURSDAY
Terugblik week 13
NEW project 
DE PLANNER & HET HUISWERK ZULLEN OOK IN MAGISTER KOMEN TE STAAN.
WEDNESDAY
Listening
Werkhouding & Planner
Unit 4 lesson 3

Slide 6 - Diapositive

GRAMMAR UNIT 4
4.1
4.3
Adverbs
4.2
Present Simple
Can + helewekwoord
4.4
Could/ Couldn't
4.5
Some/ Any
4.7
to be going to
4.6
Short Answers

Slide 7 - Diapositive

Quiz time !
Quiz time!

Slide 8 - Diapositive

Present Simple

Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Als iets nu aan de gang is
B
Als iets in de toekomst gaat gebeuren
C
Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
D
Als iets in het verleden is gebeurt

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar: De present simple kan voorkomen in zinnen die bevestigend, ontkennend of vragen zijn
A
Waar
B
Niet waar
C
Geen idee

Slide 11 - Quiz

Welke zin staat in de 'present simple'?
A
I am writing a story at the moment
B
I never said I wanted a cat
C
I have worked all day long
D
I usually eat hamburgers on Friday

Slide 12 - Quiz

Adverbs

Slide 13 - Diapositive

Wat zijn 'adverbs'?

Slide 14 - Question ouverte

Waar staan adverbs in de zin?
(vraag 1/2)
A
Aan het eind
B
Aan het begin
C
Vóór het hoofdwerkwoord
D
Ná het hoofdwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Waar staan adverbs in de zin?
(vraag 2/2)
A
Aan het eind
B
Aan het begin
C
Voor een vorm van 'to be'
D
Ná een vorm van 'to be'

Slide 16 - Quiz

Waar is de adverb goed in de zin gebruikt?
A
I never sing in public
B
We play always games after school
C
She goes really to her grandmother
D
They have finished just their test

Slide 17 - Quiz

Waar is de adverb goed in de zin gebruikt?
A
He watches always GTST at night
B
I think still our class is cool
C
They already are finished with the work
D
We are never doing that again!

Slide 18 - Quiz

Can / Could

Slide 19 - Diapositive

Waar of niet waar: Can betekent 'kunnen'?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar: Could betekent ook 'kunnen'?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Could betekent 'zou kunnen'. Wat betekent het nog meer?
A
Zou lukken
B
Zou vinden
C
Zou mogen
D
Zou lijken

Slide 22 - Quiz

Wanneer je aan je moeder wil voorstellen dat jullie vanavond uit eten gaan, welke vorm gebruik je dan?
A
Could
B
Can

Slide 23 - Quiz

Some + Any

Slide 24 - Diapositive

Waar of niet waar: SOME en ANY betekenen allebei hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Sleep de juiste vorm naar de juiste zin
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I'd like some sweets, please
Sorry, we don't have any milk
Do you have any money?

Slide 26 - Question de remorquage

Vul de regel aan: Je gebruik ANY bij ...
A
Bevestigende en ontkennende zinnen
B
Bevestigende en vragende zinnen
C
Ontkennende en vragende zinnen
D
Alleen bij ontkennende zinnen

Slide 27 - Quiz

Vul de regel aan: Je gebruikt SOME bij....
A
Bevestigende zinnen
B
Ontkennende zinnen
C
Vragende zinnen
D
Bevestigende en vragende zinnen

Slide 28 - Quiz

Do you have questions?
A
YES, I will ask in the chat
B
Yes, I need to video chat
C
No I understand everything

Slide 29 - Quiz


START WORKING ON WEEK 14

Slide 30 - Diapositive