1AHA+1HA - het bijv. nw - chapitre 5

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
  • het bijvoeglijk naamwoord

Lundi
7
juin

Slide 2 - Diapositive

Toets hfst 5 in de toetsweek
Voca A + zinnen
Voca B + zinnen
Bron C: Het bijvoeglijk naamwoord
Leesvaardigheid

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen:
- Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat het doet in het Nederlands maar ook in het Frans
- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen aan het onderwerp waar het bij staat
- Ik kan de onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord goed toepassen

Slide 4 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Mon frère est grand - Mijn broer is groot
Mon grand frère - Mijn grote broer.

Slide 5 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een lidwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
een werkwoord

Slide 6 - Quiz

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de volgende voorbeelden:
Arthur est petit
Arthur et Martin sont petits
Sophie est petite
Sophie et Emma sont petites
Vraag 1
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen?
Vraag 2
Waarover zegt dit bijvoeglijk naamwoord iets in elke zin?
Vraag 3
Maak nu 4 verschillende regels voor de vorm. Kijk naar het voorbeeld.

Slide 7 - Diapositive

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord is: v >
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 8 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 9 - Diapositive

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ......
A
français
B
française
C
françaises

Slide 10 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Paul a les cheveux (m mv)
A
grise
B
grises
C
gris

Slide 11 - Quiz

Marianne porte une jupe
A
rouge
B
rouges

Slide 12 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Les filles sont .....
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 13 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Marco habite dans une .... maison
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 14 - Quiz

Onregelmatige vormen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm.
Beau = mooi / nouveau = nieuw / vieux = oud
Deze leer je uit je hoofd!

il est beau
elle est belle
ils sont beaux
elles sont belles
il est nouveau
elle est nouvelle
ils sont nouveaux
elles sont nouvelles
il est vieux
elle est vieille
ils sont vieux
elles sont vieilles

Slide 15 - Diapositive

Ma mère est ....
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles

Slide 16 - Quiz

Elle a acheté un jean(m) ...
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 17 - Quiz

Mes grands-mères sont très .....
A
vieux
B
vieille
C
vieilles

Slide 18 - Quiz

Verder oefenen
Heb je vragen? Stel ze!
Heb je geen vragen? Dan kun je door met de oefeningen over dit onderwerp.

Ga naar: blz. 14 in je wb.
Maak: opdracht 13bc + 14ab = ook je huiswerk

Slide 19 - Diapositive

Les devoirs
Apprendre (leren): 
voca A Fn & NF

Faire (maken): 
ex. 5 + 6

Hoofdstuk 3!

Slide 20 - Diapositive