Herhalen 4.1 t/m 4.4

Wat is geen secundair geslachtenmerk?
A
borsten
B
baardhaar
C
okselhaar
D
penis
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is geen secundair geslachtenmerk?
A
borsten
B
baardhaar
C
okselhaar
D
penis

Slide 1 - Quiz

Wat veroorzaakt de erectie in de penis?
A
de bijballen
B
de prostaat
C
de zwellichamen
D
de zaadblaasjes

Slide 2 - Quiz


Welk onderdeel zijn de
eierstokken?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

Bij menstruatie
A
laat het baarmoederslijmvlies los
B
laat de baarmoeder los
C
komt een eicel uit de eierstok
D
komt en zaadcel bij de eierstok

Slide 4 - Quiz

Wat is geen primair geslachtskenmerk?
A
penis
B
borsten
C
balzak
D
schaamlippen

Slide 5 - Quiz

Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond

Slide 6 - Quiz


Welk onderdeel is een eileider?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Een ander woord voor ovulatie is menstruatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn.
B
Geslachtskenmerken die op latere leeftijd ontstaan door hormonen

Slide 9 - Quiz

Wat is hier het zaadblaasje?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 10 - Quiz

Het maagdenvlies is een echt vlies en sluit de vagina altijd helemaal af
A
Juist
B
Onjuist
C
niet bij iedereen
D
dat kun je niet weten

Slide 11 - Quiz

Hoeveel dagen duurt de menstruatiecylcus?
A
14 dagen
B
21 dagen
C
28 dagen
D
31 dagen

Slide 12 - Quiz

Wat zijn secundaire geslachtskenmerken?
A
Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn.
B
Geslachtskenmerken die op latere leeftijd ontstaan door hormonen

Slide 13 - Quiz

Hoe komt het dat de penis stijf wordt?
A
Doordat een spier zich aanspant
B
Doordat er een bot in zit
C
Doordat er meer bloed naartoe stroomt
D
Doordat hij volstroomt met sperma

Slide 14 - Quiz

De eicel wordt bevrucht door een zaadcel.

Waar wordt de eicel bevrucht door de zaadcel?
A
in de baarmoeder
B
in de eileider
C
in de vagina

Slide 15 - Quiz

Op welke dag vindt de ovulatie plaats?

A
8 april
B
15 april
C
22 april
D
29 april

Slide 16 - Quiz

Wat is hier de prostaat?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van een zaadblaasje?
A
Opslag spermacellen
B
Vorming spermacellen
C
Vorming zaadvocht met voedingsstoffen
D
Veroorzaken erectie

Slide 18 - Quiz

Als de eicel is bevrucht, gaat hij zich daarna innestelen.
Waar vindt de innesteling plaats?
A
in de baarmoeder
B
in de eileider
C
in de vagina

Slide 19 - Quiz

Op welke dag in de menstruatiecyclus begint de menstruatie
A
dag 1
B
dag 14
C
dag 21
D
dag 25

Slide 20 - Quiz

Een vrouw kan door/met haar vagina
A
plassen
B
plassen en geslachts-gemeenschap hebben
C
menstrueren
D
geslachtsgemeenschap hebben + menstrueren

Slide 21 - Quiz

Wat is hier de teelbal?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 22 - Quiz


Welk onderdeel is de vagina?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz